Sven (44): ‘Mijn zoon kan absoluut niet op zichzelf gaan wonen’
Het ene kind staat op z’n achttiende verjaardag al met z’n koffer bij de deur, terwijl het andere kind het liefst tot z’n dertigste bij pa en ma blijft hangen. Zo ziet Sven (44) zijn zoon het liefst zo snel mogelijk op kamers gaan, maar als hij realistisch is, ziet hij ook dat zijn zoon nog lang niet klaar is om op zichzelf te gaan wonen.
“Zelf ben ik op mijn zestiende uit huis gegaan. Ik ben eerst bij vrienden gaan wonen, en een paar jaar later verdiende ik genoeg op mijn eigen boontjes te doppen. Wanneer ik dit aan mensen vertel krijg ik vaak de vraag of ik het thuis niet fijn had, maar dat was niet het geval. Ik had het namelijk onwijs naar mijn zin thuis, maar tijdens mijn opvoeding kreeg ik al snel geleerd om zelfstandig te zijn.
Mijn vrouw groeide op met een verslaafde moeder
Mijn ouders waren voor hun werk namelijk vaak weg, waardoor ik vanaf jonge leeftijd moest leren om voor mezelf te koken. Ook andere huishoudelijke taken waren als tiener geen probleem voor mij. Naast mijn huiswerk, maakte ik mijn eigen bed op, deed ik de afwas, liet ik de honden uit, deed ik boodschappen, en lapte ik ramen voor mijn zieke oma destijds. Je hoorde mij niet klagen.
Mijn vrouw, met wie ik inmiddels vijftien jaar getrouwd ben, stond er hetzelfde in. Zij is opgegroeid met een verslaafde moeder, waardoor ze al snel volwassen is moeten worden. Ook zij ging op haar achttiende op zichzelf wonen: oftewel, ‘op kot wonen’ zodat het bij haar in België werd genoemd.
Mijn vrouw en ik hebben deze instelling ook meegegeven aan onze kinderen. We leerden hen al op jonge leeftijd om voor zichzelf te zorgen. ‘Je hebt toch niets aan je handen?’ was het steevaste antwoord wanneer ze bijvoorbeeld vroegen om een boterham.
Hij gedraagt zich lomp en roekeloos
Mijn jongste zoon is inmiddels veertien jaar, en behoorlijk zelfstandig. Hij weet welke studie hij straks wil gaan doen, en gedraagt zich volwassen. We kunnen hem gemakkelijk een week alleen laten, zonder ons zorgen te maken dat hij het huis afbreekt. Gek genoeg is dat bij zijn broer niet het geval.
Onze oudste zoon van zeventien lijkt namelijk nog jonger dan zijn broertje. Hij kan zich bijvoorbeeld heel lomp en roekeloos gedragen. Hij laat na het koken bijvoorbeeld heel vaak de lege pan op een brandend fornuis staan. Ook raakt hij altijd dingen kwijt; sleutels, schoolboeken, paspoort, ov-kaart… je kunt het zo gek niet bedenken of hij is het ergens verloren. Zijn kamer is één grote puinhoop, en van een wasmand lijkt hij nog nooit gehoord te hebben.
Naast huishoudelijke taken kan hij ook niet voor zichzelf zorgen. Ik moet hem vaak dwingen of chanteren om eindelijk een douche te nemen. Nu heeft hij een behoorlijke grote bos haar, dus wanneer zijn haren vettig worden ziet het er heel onverzorgd uit. Ik snap dat jeugdpuistjes erbij horen, maar hij gebruikt geen producten die ik voor hem koop. Ook kan hij gemakkelijk een week in dezelfde hoodie lopen, terwijl hij voldoende kleedgeld krijgt.
Hij kan het nog geen week overleven
Het gekke is, dat mijn zoon totaal niet inziet hoe onvolwassen bij is. Hij heeft namelijk de grootste plannen om volgend jaar op kamers te gaan, maar daar zullen mijn vrouw en ik een stokje voor steken. ‘Die jongen overleeft het nog geen week’ heeft mijn vrouw wel eens gezegd, en stiekem denk ik dat ze gelijk heeft.
We hebben nu duidelijke doelen en afspraken gemaakt, waar hij aan zal moeten voldoen. Hij mag best nog eens een foutje maken, maar hij moet zich wel kunnen bewijzen dat hij er klaar voor is. Één van de doelen is bijvoorbeeld dat hij een half jaar zijn sleutelbos niet mag verliezen, dat lijkt ons namelijk toch een minimaal doel. Toch betwijfelen we of hij het vol zal houden.”