Avonturen in de avonduren: dit zijn de meestvoorkomende slaapproblemen bij kinderen
Problemen met slapen: eenderde van de kinderen tussen 5 en 10 jaar heeft hier last van en een deel van de tien- tot veertienjarigen kampt met de naweeën. Alles over slapen gaan en slaapstoornissen, van A tot Zzzzzzzz.
‘En nu lekker slapen!’ Bestaan er kinderen die met zulke goeie voornemens in bed kruipen? Je hoeft geen expert te zijn om vast te stellen dat kinderen daar vaak grote moeite mee hebben. Het is een illusie dat alleen baby’s en peuters het patent hebben op gebroken nachten en dito ouders. Bij ruim eenderde van de kinderen tussen 5 en 10 jaar komen (in)slaapproblemen en nachtbraken veelvuldig voor. Jongens in de leeftijd van 4 tot 7 jaar lopen hierbij aan kop; ze schijnen twee keer zoveel last als meisjes te hebben van slaapstoornissen als nachtmerries en slaapwandelen. Tijdens de puberteit is dit zelfs twintig keer zoveel. Bovendien blijkt uit een onderzoek van het Duitse kankerinstituut dat kinderen van ouders die roken drie keer zoveel slaapproblemen hebben als leeftijdsgenootjes die in een rookvrije omgeving opgroeien.
Slaapproblemen
“Slaapproblemen staan bij ons in de top tien van de meest voorkomende opvoedproblemen”, bevestigt pedagoge Nathanya van Lith. Ze is als preventiemedewerkster verbonden aan het Steunpunt Opvoeding voor de regio Amstelland en de Meerlanden, en geeft via de Opvoedtelefoon advies en informatie aan ouders en beroepskrachten.
Toch grijpt slechts een klein deel van de ouders de telefoon voor advies. In de eerste plaats komt dat omdat (lastige) slaappatronen vaak al in de babytijd ontstaan. Tegen de tijd dat een kind 5 jaar of ouder is, zijn ouders daar allang aan gewend geraakt. Ten tweede worden slaapproblemen, en vooral het ‘gedoe’ rond het in slaap vallen, meestal beschouwd als iets ‘dat er nu eenmaal bijhoort.’ Je moet wel erg radeloos zijn, wil je hulp inroepen.
“Bovendien wordt een in- of doorslaapprobleem door een kind meestal niet als problematisch ervaren”, merkt Nathanya van Lith op. “Het is eigenlijk het probleem van de ouders. Zolang ze dat niet erkennen, is het ook heel moeilijk om het op te lossen. Want het betekent dat ze zèlf iets aan hun gedrag moeten veranderen. Dat is natuurlijk erg ingewikkeld, want ze hebben er al zoveel van te verduren. Goede afspraken en een consequente, besliste aanpak zijn in dit geval heel belangrijk. Want als een kind bijvoorbeeld al maanden bij zijn ouders in bed slaapt, valt dat natuurlijk niet een twee drie af te leren.”
Hoeveel slaap is nodig?
De ene deskundige beweert dat een vijfjarig kind veertien uur slaap nodig heeft, de andere houdt het op elf uur. Dat scheelt nogal wat. Waar moet je je aan vastklampen? Veertien uur slaap lijkt bijvoorbeeld voor een schoolgaand kind al nauwelijks haalbaar. Er van uitgaande dat de meeste kinderen tussen half acht en acht uur op moeten staan om op tijd op school te kunnen zijn, betekent dat zo’n kind al zou moeten slapen tussen half zes en zes uur ‘s avonds. De meeste naslagwerken geven aan dat tien á elf uur slaap voor kinderen van 5 tot ongeveer 8 jaar voldoende is. Kinderen tussen 9 en 12 jaar hebben gemiddeld behoefte aan negen tot tien uur slaap.
“De slaapbehoefte per kind verschilt enorm”, zegt kinderarts R. Brunsting, werkzaam bij het Medisch Centrum Amsterdam. “Je kunt natuurlijk wel een richtlijn aangeven, maar ik denk dat ouders zelf heel goed kunnen inschatten wanneer een kind toe is aan slaap. Tien uur is in het algemeen een mooie slaapduur. Het absolute minimum is acht uur.”
De slaapcyclus
Elk kind wordt tijdens de slaap wel een paar keer wakker. Meestal om zich even om te draaien. Een goede slaap bestaat uit enkele slaapcycli die elkaar afwisselen. Een soort golfbeweging van diep slapen (de non-remfase) tot bijna ontwaken (de remfase). De letters REM staan voor rapid-eye-movements ofwel snelle oogbewegingen. Kinderen groeien juist in de rustige, diepe non-remfase. Ze slapen dan zo vast, dat het niet mee zal vallen om ze hieruit te wekken. Tijdens de remfase of droomslaap worden de indrukken van overdag verwerkt.
Dromen is dus heel belangrijk, het is een onmisbare uitlaatklep. Een kind van 5 tot 13 jaar droomt in totaal ongeveer anderhalf uur per nacht, verdeeld over vier tot vijf remfasen. Nachtmerries treden ook in deze fasen op. Naarmate de nacht vordert, wordt de periode van diep slapen korter en de remfase langer. ‘s Ochtends wordt er dus het meest gedroomd. Slaapstoornissen als slaapwandelen, nachtangst en praten in de slaap komen vooral in de eerste drie uur van de slaap voor. Een kind dat wakker wordt gemaakt nadat het heeft geslaapwandeld, zal zich daar dan ook niets van herinneren.
Geen zin om te slapen
Een totaal gebrek aan motivatie om eens lekker te gaan slapen, is het meest voorkomende slaapprobleem. Vooral bij kinderen tussen 5 en 8 jaar. Neem bijvoorbeeld Belle (bijna 6 jaar). Om half acht ligt ze met gepoetste tanden, voorgelezen en fijngeknuffeld in bed. Welterusten! Vervolgens start de ceremonie van rekken en trekken. Een glaasje water, naar de wc, nog één kus, nog een keer plassen, m’n knuffel is weg, wat zijn jullie aan het doen?, ik kan niet slapen, ik heb buikpijn en trouwens, ik ken nog een mop. Om kwart voor negen heft ze een vrolijk lied aan. Op dat moment brult haar vader, moegetergd, uit z’n stoel: ‘En-nou-wil-ik-NIETS-meer-horen!’ Het blijft vijf verbijsterde seconden stil. Dan staat een hysterisch huilende Belle in de deuropening: ‘Waarom doen jullie zo flauw als ik net wil gaan slapen?’ Pas na een kwartier sussen is ze eindelijk rustig.
Herkenbaar? Vast! De oplossing? Elimineer bij voorbaat zoveel mogelijk smoesjes, raadt Nathanya van Lith aan. Dus eerst plassen, glaasje water naast het bed, nog even napraten, en dan slapen. Negeer het kind als het toch weer de kamer in komt. “Ook al moet het eindeloos, zet het gewoon elke keer vriendelijk en resoluut terug. Want aandacht geven, positief of negatief, werkt heel erg belonend.”
“Je hebt ouders die heel ver gaan”, zegt ook kinderarts Brunsting. “Ze blijven er een tijdje naast zitten, gaan bij het kind slapen, of leggen het in hun eigen bed. Dat is bijna niet terug te draaien.” Volgens Nathanya van Lith kan dat wel, zij het dat er een week of drie voor moet worden uitgetrokken. “Pak je agenda en kijk wanneer je daar echt tijd voor hebt. Anders heeft het geen zin.” Vervolgens wordt een tactiek gekozen die een flinke tijd moet worden volgehouden. Elke avond iets anders uitproberen werkt namelijk averechts.
En dan treedt het stappenplan in werking. De eerste avond slaapt u nog naast het kind. De tweede avond zit u op het bed. De derde avond op een stoel naast het bed. De vierde avond staat die stoel halverwege de kamer. De vijfde avond in de deuropening. En zo werkt u zichzelf per meter de kamer uit. Het is goed mogelijk dat u een paar avonden blijft steken zonder noemenswaardige terreinwinst. Dat is niet erg, zolang de toon maar beslist, beheerst en aardig blijft. Doorzetten en volhouden dus. Tot een kind het veilige gevoel heeft dat u – ook al ziet hij u niet – altijd in de buurt bent. Want daar draait het allemaal om, verlatingsangst.
Een andere oorzaak kan zijn dat het kind gewoon nog niet moe is. Laat het dan nog een tijdje rustig spelen of lezen in bed. Tenminste, als een ‘slapie’ daar geen last van heeft. Zoja, dan werkt misschien een andere, wat minder gebruikelijke aanpak. Laat het kind opblijven totdat het omvalt, en breng hem dan pas naar bed. Probeer dit proces vervolgens elke avond een minuut of tien te vervroegen, tot er een punt van overeenstemming is bereikt. Of – simpel – maak gewoon duidelijke afspraken met het kind, en beloon hem als hij zich daaraan houdt. Een rustige routine voor het naar bed gaan, doet overigens ook al vaak wonderen.
Angsten en doemdenken
Wat te doen met kinderen die bang zijn om te gaan slapen? Er is nogal wat verschil tussen een draak onder het bed of een natuurramp in het hoofd. Jongere kinderen mogen dan bang zijn voor denkbeeldige spoken -‘Zie je wel? Ik jaag hem nú het raam uit!’-, de angst voor oorlog laat zich moeilijker wegpraten. Kinderen piekeren soms wat af. Ruzies thuis, problemen op school, een onaardige opmerking, een enge film; ze kunnen er letterlijk wakker van liggen. Zeker bij oudere kinderen wil een goed gesprek(je) nog wel eens helpen. Problemen en angsten erkennen, of nare situaties uitleggen, werkt vaak beter dan een vage geruststelling. Een tijdje bij een broer of zus op de kamer slapen, helpt soms ook.
Een kind dat veel tobt kan zijn slaapritme behoorlijk verstoren. Niet alleen het inslapen is dan een probleem, van doorslapen komt ook niet veel. “Maar dan is er meer aan de hand”, zegt Nathanya van Lith. “Dan moet je daar ook overdag met je kind over praten. Soms is er sprake van een psychiatrisch probleem. En dan moet je hulp inroepen.”
Griezelige dromen
Vooral kinderen tussen 8 en 10 jaar (69 procent) kunnen wakker schrikken door nachtmerries. In de puberteit neemt het af. Stress, koorts, het te warm hebben, te laat of te veel eten, lichamelijk erg moe zijn of zelfs op de linkerzij slapen, kunnen oorzaken zijn. Meestal duren enge dromen niet langer dan een paar minuten, maar een kind kan behoorlijk overstuur zijn. Direct troosten is vaak afdoende.
Nathanya van Lith: “Toon begrip en luister naar hem tot hij gekalmeerd is. Maar maak het ook weer niet te leuk.” Houd het dus kort. Niet uit bed halen, alleen een nachtlampje aan, zachtjes praten, eventueel een slokje water en afsluiten met een suggestie voor een prettige gedachte. Het hardhandig verwijderen van monsters is natuurlijk altijd goed, uitvoerig informeren of het kind soms iets dwars zit niet. Dat komt morgen wel. Zeker bij kinderen die geregeld nachtmerries hebben, kunnen spanningen overdag een oorzaak zijn.
Nachtangst
Nachtangst is vooral voor ouders een angstaanjagende ervaring. Het kind gaat plotseling gillen, is overstuur, vaak bezweet en erg verward. Het lijkt wakker, maar is het niet. Een aanval kan variëren van twee minuten tot een half uur, maar meestal is het binnen tien minuten voorbij. Daarna slaapt het kind weer rustig door. De volgende ochtend blijkt het zich steevast niets te herinneren. Nachtangst komt tijdens de eerste drie uur van de diepe slaap voor. Dat is ook de reden waarom zo’n kind vaak moeilijk wakker te krijgen is.
Kinderarts Brunsting raadt aan dat wel te proberen. “Desnoods door het kind even uit bed te halen, of een nat washandje te gebruiken.” Als ouder kun je niet meer doen dan proberen te troosten. Brunsting: “Wat heel belangrijk is in dit soort situaties is een knuffel, iets vertrouwds. Dat verbindt een kind met de werkelijkheid, en blijft ook bij hem als hij weer slaapt.”
Over de oorzaak van nachtangst is weinig bekend, dus voorkomen is moeilijk. Er ligt géén psychische stoornis aan ten grondslag. Wel schijnt een rustige, regelmatige dagindeling te helpen. Nachtangst komt vooral voor bij kinderen tussen 5 en 8 jaar (63 procent), daarna neemt het af.
Bij de ouders in bed
Is dat nou echt zo erg of mag je het best gezellig vinden? In feite heeft het idee dat een kind een eigen slaapkamer moet hebben, opvoedkundig geen enkele waarde. Kinderen hebben meer behoefte aan sociaal contact dan aan privacy; een eigen plek wordt pas in de puberteit essentieel. Het kind lekker bij de ouders laten slapen, kan een hoop gezeur ‘s nachts en een grondig verstoorde nachtrust schelen. Aan de andere kant, sommige ouders doen juist geen oog meer dicht met zo’n wriemelend lijfje tussen zich in.
“Het hangt er helemaal van af wat de ouders zelf willen”, vindt ook Nathanya van Lith. “Als die er geen moeite mee hebben, prima! Maar de meeste ouders willen op een gegeven moment toch weer eens met z’n tweeën slapen. Dan moet je het afbouwen, en dat is niet makkelijk.” Ook hier kan het stappenplan of een beloningssysteem helpen.
Slaapwandelen
Slaapwandelen treedt op tijdens de diepe slaap. Zo’n vijftien procent van de kinderen tussen 6 en 12 jaar slaapwandelt wel eens, en één tot zes procent doet het geregeld. Na de puberteit komt het niet veel meer voor. Vaak is er sprake van een erfelijke aanleg. Het kind wekken – als dat al lukt – is niet nodig. Dat verstoort alleen maar z’n nachtrust. Mark (11 jaar) kwam ‘s avonds vaak naar beneden, vertelt Hannah uit Barneveld. “Eerst dacht ik dat hij wakker was, maar hij zei dan hele rare dingen. Dan bracht ik ‘m weer terug naar bed. De volgende ochtend wist hij daar nooit iets van.”
“In principe hoeven ouders zich hier geen zorgen over te maken”, zegt Brunsting. “Het is niet schadelijk of gevaarlijk. Als de omgeving maar veilig is. Over de oorzaak is weinig bekend. Het heeft denk ik te maken met het verwerken van prikkels die een kind overdag krijgt.”
Praten in de slaap
Karucha (11 jaar) uit Zoetermeer kletst wat af tijdens haar slaap. “Zelf merkt ze er niets van”, zegt Stella, haar moeder. “Eerst vond ik het wel raar, maar toen merkte ik dat een vriendinnetje het ook deed. Ze slaapt verder goed, dus neem ik maar aan dat het bij de leeftijd hoort.” Daar heeft ze gelijk in. “Het komt heel veel voor”, beaamt Brunsting. “Eigenlijk is het gewoon een gezond mechanisme.” Niet dat een kind een helder betoog houdt, meestal zijn het onduidelijke zinsflarden. Het is dus zinloos om er op in te gaan. De enige die er last van heeft, is degene die er vlakbij slaapt, die kan er wel wakker van worden.
Hoofdbonken
Na het vijfde jaar neemt het weliswaar sterk af, maar sommige kinderen (ongeveer drie procent) blijven tot 9, 10 jaar hoofdbonken. Ze maken dan ritmische bewegingen met hun hoofd tegen de rand van het bed of de muur. Voor het kind moet het een geruststellend gevoel zijn. Het is eigenlijk alleen schadelijk voor een goede verstandhouding met de buren. Maar dat is op te lossen door bijvoorbeeld het bed van de muur af te plaatsen. “Hoofdbonken is ongevaarlijk”, verzekert Brunsting. “Het is een automatisme dat vooral voorkomt bij het inslapen. Eenmaal in een diepe slaap bonken kinderen niet meer. Er is weinig aan doen, behalve dan zorgen dat het kind zichzelf niet kan beschadigen. Maar het gekke is, dat gebeurt meestal ook niet.”
Tandenknarsen
Vooral kinderen tussen 5 en 8 jaar kunnen in hun slaap ‘tandenknarsen’. Het ontstaat door ritmische bewegingen van de kauwspieren en is duidelijk hoorbaar, wat erg irritant kan zijn voor de omgeving. Voor het kind zelf is het ook hinderlijk, zeker als het hevig knarst. Door de kracht die wordt uitgeoefend op het gebit, kan er flinke schade ontstaan aan de tanden en het tandvlees. In dat geval kan de tandarts een speciaal beschermkapje van rubber maken, dat ‘s nachts over de tanden heen wordt geschoven. De oorzaak van tandenknarsen is onduidelijk. Soms wordt het veroorzaakt doordat de tanden slecht op elkaar sluiten.
“In veel gevallen betekent het inderdaad niets en verdwijnt het ook weer vanzelf. Maar tandenknarsen kan ook in relatie staan met andere problemen, daar moet je wel alert op zijn”, waarschuwt Brunsting. “Raadpleeg, zeker als kinderen het ook overdag doen, toch even de huisarts.”
Snurken
Levi (8 jaar) uit Amsterdam snurkt soms in zijn slaap. “Dan draai ik hem op zijn zij, en dan is het weer over”, zegt Erik, zijn vader. Snurken komt heel veel voor, zeker bij verkoudheden (verstopte neus) of kinderen met vergrote neusamandelen. “Als zoiets de oorzaak is, kan dat verholpen worden”, aldus Brunsting. Een andere reden kan een te droge lucht in de slaapkamer zijn. Dan ligt de oplossing natuurlijk voor de hand. “De huizen zijn tegenwoordig te goed geïsoleerd. Door de centrale verwarming drogen de slijmvliezen uit,’ legt Brunsting uit. “Kinderen gaan dan al heel snel met een open mond slapen.”
De nachtbraker en de korte slaper
Kim (7 jaar) uit Almere slaapt nooit voor tien uur. Om zeven uur ‘s morgens is ze klaarwakker. Karucha (11 jaar) uit Zoetermeer ligt vaak tegen twaalf uur nog te lezen. Ze staat om zeven uur op, soms eerder. Alle kinderen zijn kerngezond. Ze bruisen van de energie. Hun ouders maken zich zonder uitzondering zorgen; krijgen ze wel genoeg slaap? “Zolang het kind er niet als een vaatdoek uitziet of op school achterop raakt, is er niets aan de hand”, stelt Brunsting. “Géén zorgen, zo’n kind komt absoluut geen slaap tekort! Het enige wat een ouder kan doen, is goede afspraken maken met het kind. Dat hij rustig gaat spelen of lezen bijvoorbeeld, en niet de rest van het gezin wakker maakt.”
Oververmoeide kinderen
Kinderen die oververmoeid zijn gaan juist onrustiger slapen. Een uurtje eerder naar bed heeft dus geen zin. Brunsting: “Zo’n kind raakt z’n ritme kwijt en is voortdurend aan het rondspoken. Hij zit zichzelf in de weg. Het kind is te moe om nog lekker te kunnen spelen, maar kan ook zijn slaap niet meer vinden. Dat is heel problematisch, het is een soort jetlag.” En de ouders worden daarin meegesleept. Binnen de kortste keren snauwt iedereen elkaar af.
Op zo’n moment vindt Brunsting medicatie geoorloofd. “Alleen al om die cirkel te doorbreken. Als het kind maar een paar dagen doorslaapt, kunnen ouders overdag weer meer hebben. Het kind voelt dan ook dat het weer lekkerder loopt.” Vervolgens kan een meer structurele oplossing worden gezocht. Bijvoorbeeld door het programma van het kind tijdelijk terug te draaien. Even geen clubjes, want school is dan al een hele opgave. Door een rustige, vaste dagindeling kan een kind weer op adem komen.
Op de grens van de puberteit
Opgroeien gaat niet zorgeloos. Voor kinderen in groep 7 en 8 kan de druk soms enorm zijn. Lichamelijk verandert er al veel, seksualiteit gaat een rol spelen. Ze zijn bezig met toetsen en voortgezet onderwijs, alles is onzeker. En ze moeten op alle fronten presteren. Dat brengt veel onrust mee, vooral ‘s avonds in bed. Want dan gaan ze liggen piekeren. Brunsting: “Zo’n kind ligt zich dan vaak op te vreten. Ik móet slapen, want ik moet morgen dit en dat. En dat wordt verergerd omdat ze weten dat hun ouders ermee zitten als zij niet slapen. Want ze moeten uitgerust zijn, de Cito-toets komt. Voor veel kinderen is dat een heel groot probleem.”
Hij vindt het heel belangrijk dat deze leeftijdsgroep leert zich niet op dat slapen te fixeren. “Laten ze nog even naar een muziekje luisteren in bed. Op die manier rusten ze ook, ze hoeven niet meteen te slapen. Als je uitgeput bent val je vanzelf in slaap, daar hoeven ze niet bang voor te zijn. Ze moeten wel leren om zich te ontspannen. Yoga-oefeningen bijvoorbeeld, daarmee kun je heel wat bereiken. Als die knop eenmaal om is, rust zo’n kind pas echt uit!”
Slaapmiddeltjes
- warme (anijs)melk (géén chocolademelk, dat activeert)
- ‘s avonds geen cola
- een warm bad (geen douche, daar ‘knap je van op’)
- verwarming niet te hoog
- gordijnen die weinig licht doorlaten
- ontspanningsoefeningen (yoga)
- niet stoeien, sporten, gamen of tv-kijken vlak voor bedtijd en mobieltjes ook op tijd uit
- en vooral: een rustig slaapritueel en vaste bedtijden
Lees ook:
- Is jouw kind altijd vroeg wakker? 8 tips voor ouders die langer willen slapen
- Slimmere kinderen die beter slapen? Laat ze dan meer vis eten!
- Met deze tien tips slaapt je kind in no time weer in zijn eigen bed