Ruzie tussen broers en zussen? Laat het ze zelf oplossen!
In vrijwel elk gezin is er bijna dagelijks ruzie tussen broers en zussen. Hoe pak je dat eeuwige gebakkelei als ouder zo slim mogelijk aan? Dat weet Heleen de Hertog, oprichtster van How2talk2kids.
Ruzie in de tent!
Een bekende vraag van kinderen: ‘Van wie houd je meer, van m’n zusje of van mij?’. Het meest gegeven antwoord: ‘Ik hou van jullie allebei evenveel’. Er is een beter antwoord, vindt Heleen de Hertog, oprichtster van How2Talk2Kids. Elk kind is op zoek naar de exclusieve aandacht van de ouder, dus je moet zorgen dat hij of zij dat exclusieve gevoel ook krijgt. Zeg dus liever: ‘Ik hou van jou vanwege je lach, je spontaniteit; er is niemand zoals jij’.
How2Talk-methode
De Hertog, moeder van vier kinderen en jongste dochter uit een gezin van drie, had regelmatig te maken met gekibbel in huis. Ze besloot het Amerikaanse boek How To Talk So Kids Will Listen & Listen So Kids Will Talk (geschreven door Adele Faber en Elaine Mazlish) ter hand te nemen en ging aan de slag. Overtuigd geraakt van het positieve effect bracht ze in 2007 de Nederlandse vertaling uit: How2Talk2Kids: Effectief communiceren met kinderen plus de bijbehorende workshop. In 2011 kwam deel 2 uit: Broers en zussen zonder rivaliteit.
De How2Talk-methode bestaat sinds de jaren zestig en bouwt voort op de filosofie van dr. Haim Ginott. Zijn boodschap is dat je bij het aanspreken van kinderen niet moet oordelen over goed of fout, maar beschrijft wat je ziet en daarbij de gevoelens van het kind benoemt. Hierbij probeer je je kind op een positieve manier te benaderen. Als je kind bijvoorbeeld voor de zoveelste keer zijn fiets niet in de schuur zet, reageer je als ouder vaak met: ‘Waarom breng je je fiets nou nooit meteen naar de schuur?’. Beter is: ‘Er staat een fiets buiten’. Je kind zal dan zelf gaan nadenken over zijn gedrag en minder geïrriteerd zijn door jouw veroordeling. Dit principe van beschrijven en benoemen werkt volgens De Hertog voor iedereen, van 2-jarige kinderen tot volwassenen. “Sterker nog, het positieve effect zal niet beperkt blijven tot de vier muren van het gezin, maar levert ook zijn bijdrage aan de maatschappij. Kinderen leren respectvoller met elkaar om te gaan.”
Gekibbel
Het boek helpt je als ouder beter om te gaan met gekibbel in huis. “Rivaliteit binnen het gezin en tussen vriendjes zal er altijd zijn. Als ouder kun je dit versterken of verminderen”, zo stelt De Hertog. Om rivaliteit te verminderen moet je twee dingen vooral niet doen: je kinderen met elkaar vergelijken en zelf oplossingen voor conflicten bedenken. Laat ze in plaats hiervan gezamenlijk tot een compromis komen. ‘De tv gaat pas weer aan als jullie er samen uitkomen wie wat wanneer mag kijken’. Daarmee voorkom je dat je zelf de boeman wordt die weer eens de één heeft benadeeld. Bovendien leren kinderen op deze manier oplossingsgericht te denken en zo uit de ruzie te komen.
Soms kan het gekibbel en de ruzie omslaan in een woedeaanval, vooral bij het kind dat verbaal het minst sterk is. “Duw het voorval niet weg met de woorden: ‘Ach, stel je niet zo aan’. Las een afkoelperiode in en probeer te achterhalen wat er achter de woorden van het kind zit.” Zo krijgt je kind het gevoel dat je hem wilt begrijpen en respecteert, waardoor het minder gefrustreerd raakt, volgens De Hertog. Vervolgens kun je ingaan op zijn negatieve gedrag. “Je bent zo boos dat je hem ging slaan. We slaan elkaar niet. Hier heb je een kussen, ga daar maar op slaan, daarna gaan we samen naar een oplossing zoeken.”
Rivaliteit
Naast omgaan met ruzie gaat het boek ook in op andere aspecten die betrekking hebben op rivaliteit binnen het gezin. In elk gezin heb je ze wel: de slimste, de onhandige, de rommelmaker, de driftkikker… Vaak onbewust labelen we onze kinderen en dat doen ze ook onder elkaar. Als je je hiervan bewust wordt, knapt niet alleen je kind daarvan op maar ook de sfeer in huis. Je kunt het kind uit z’n rol halen. “Laat bijvoorbeeld het kind dat onhandig is, met een schaal koekjes rondgaan of limonade inschenken. En prijs hem daarna, óók als het maar deels lukt. Hierdoor krijgt het kind een nieuw beeld van zichzelf, namelijk dat hij ook handig kan zijn. Zo groeit zijn zelfvertrouwen.”