Heeft jouw kind een ontwikkelingsvoorsprong?
Soms is een kind nét even wat verder in zijn fysieke of cognitieve ontwikkeling dan zijn leeftijdsgenootjes. Het kan dan gaan om een ontwikkelingsvoorsprong, wat ouders soms verwarren met hoogbegaafdheid.
Hoe herken je een ontwikkelingsvoorsprong, en hoe spring je daar als ouder op in?
Ontwikkelingsvoorsprong herkennen
Een ontwikkelingsvoorsprong kun je merken op fysiek of cognitief niveau. Meestal merk je een cognitieve ontwikkelingsvoorsprong aan een erg vlotte taalontwikkeling, het snel begrijpen van oorzaak-gevolg, of kinderen zijn er vroeg bij met het herkennen en benoemen van kleuren, cijfers en letters, volgens hoogbegaafdheidsspecialist Henriëtte Dekker en oprichter van Smart-EASE.
“Fysiek merk je dat kinderen al gauw kunnen lopen: soms al voordat ze één jaar worden”, zegt Dekker. “Motorisch zijn ze soms handig, en doordat ze fysiek wat verder zijn durven ze ook al eerder op een zelfverzekerde manier in klimrekken te klimmen (waarbij je dan uiteraard een oogje in het zeil moet houden). Het kan trouwens ook zijn dat een kind met een cognitieve voorsprong, op fysiek gebied iets langzamer gaat. Dat kan weer voor wrijving zorgen met leeftijdsgenootjes.”
Hoe ontstaat een ontwikkelingsvoorsprong?
Dekker vertelt ook dat een hoop factoren van invloed kunnen zijn bij het ontstaan van een ontwikkelingsvoorsprong. “Genen kunnen van invloed zijn op de intelligentie, maar bovenal speelt de omgeving en opvoeding van het kind een rol. Waar besteden jullie als ouder meer aandacht aan in de ontwikkeling van je kind? Een kind dat van jongs af aan veel materiaal krijgt aangereikt om kleuren te leren, zal dit bijvoorbeeld veel eerder onder de knie kunnen hebben dan leeftijdsgenootjes. Of hoe vaak een kind ‘zelf’ mag klimmen en ontdekken en speeltuinen, kan bepalen hoe snel hij zich fysiek zal ontwikkelen.”
Tips om je kind te ondersteunen
Heeft je kind een ontwikkelingsvoorsprong? Dit kun je doen om hem of haar in zijn ontwikkeling te ondersteunen:
Rijke omgeving
Een kind kan van nature een voorsprong of aanleg hebben voor iets, maar de omgeving moet dit ook ondersteunen. Met een rijke omgeving bedoelen we dus een omgeving waar het kind zijn talent kan ontwikkelen. Dus veel van het desbetreffende materiaal aanbieden, veel voorlezen, naar musea gaan, en andere dingen doen die passen bij het niveau van je kind.
Zoek gelijkgestemde vriendjes
Leeftijdsgenootjes zijn niet altijd gelijkgestemden voor je kind om mee te spelen. Dat kan dan voor wrijving zorgen, of een gevoel dat het kind niet begrepen wordt. Belangrijk is dus om vriendjes te zoeken die op hetzelfde niveau zitten.
Niet te moeilijk
Bied ook weer niet te moeilijk materiaal aan. Dan wil het wellicht niet lukken, en kan je kind zich ontmoedigd of gefrustreerd voelen.
Fysieke uitdaging
Is je kind motorisch wat verder? Zorg dan, net als bij een cognitieve voorsprong, voor genoeg uitdaging. Genoeg om mee te spelen, klimmen of rennen in de achtertuin bijvoorbeeld, of een regelmatig bezoek aan een gave speeltuin, of een sportclubje.
Ontwikkelingsvoorsprong of hoogbegaafd?
Of je kind dan ook gelijk hoogbegaafd is als hij een ontwikkelingsvoorsprong heeft? ”Niet altijd. Hoogbegaafde kinderen hebben ook een voorsprong, maar zijn daarnaast erg perfectionistisch, zijn vaak hoogsensitief, hebben een grote verbeeldingskracht en hebben vaak interesses die niet typisch bij hun leeftijd passen”, zegt Dekker. “Ze zoeken graag naar de waarheid en zijn vastberaden, waarbij ze de lat soms hoog leggen voor zichzelf. Ook zijn ze vaak erg gevoelig, en voelen ze mensen en hun bedoelingen goed aan.”
“Veel mensen denken dat hoogbegaafde kinderen altijd topprestaties laten zien op school, maar hoogbegaafdheid heeft naast cognitieve kenmerken ook te maken met hun zogeheten zijnskenmerken. Dat zijn overeenkomstige persoonlijkheidseigenschappen bij hoogbegaafden. Die zijnskenmerken zijn: perfectionisme, rechtvaardigheidsgevoel, hoogsensitiviteit, en kritische ingesteldheid.” Hier kun je in detail meer lezen over die zijnskenmerken.
Margretha: ‘Ik wil dat hoogbegaafde kinderen evenveel hulp krijgen als zwakbegaafde kinderen’