Man-oniem: ’Als mijn zoon maar geen pestkoppen treft, zo eentje als ik was’
De pestkoppen van vroeger worden groot, leven verder en krijgen kinderen… Maar worden die dan net als hun ouders of juist het doelwit?
‘Eigenlijk was ik gewoon de grootste pestkop van de klas. Ik heb er jaren niet meer aan gedacht, tot mijn vrouw een paar jaar geleden onze oudste zoon liefkozend ’bambi’ ging noemen. Want hij heeft heel mooie, lange wimpers.
Groepje stoere jongens
Ik heb gelijk gezegd dat ik dat niet wilde hebben. Ik weet namelijk waartoe dat kan leiden. Op de middelbare school hoorde ik bij het groepje stoere jongens. Meisjes vonden ons leuk, we waren goed in voetbal en zaten in het eerste team. Qua leren zat ik in de middenmoot, ik deed eigenlijk vrij weinig maar het ging vanzelf.
https://www.jmouders.nl/zo-voelt-het-als-jouw-kind-de-pestkop-is/
In de brugklas zat een beetje raar jongetje, tenminste, dat vond ik toen. Mijn vriendjes vonden dat ook. Je had in die jaren zo’n kledingmerk met rode en roze kledingstukken en allemaal bloemetjes. Dat was voor meisjes, maar hij droeg het. Daar maakte je ruim dertig jaar geleden in Brabant geen vrienden mee.
Hij was schichtig. Dat zie je als kind meteen bij andere kinderen. We verstopten zijn stomme schooltas, gooiden zijn schriften af en toe in het water en sloten hem overal buiten. Hij praatte een beetje langzaam en we deden hem na in de klas. Omdat wij als de stoere jongens hem niet moesten, was hij ook niet populair bij de rest.
Wreed spelletje
Als ik het zo opschrijf, is het allemaal niet fraai. Het rare was dat we op die leeftijd helemaal niet beseften wat voor impact dat op die jongen moet hebben gehad. Het was een wreed spelletje dat alleen maar bewees hoe stoer en geweldig wij wel niet waren.
We hebben hem lichamelijk nooit iets gedaan. Niet in elkaar geslagen of zo. Daar was hij wel bang voor, denk ik. Ik kan me vooral flitsen herinneren.
Ik weet nog dat hij een keer met doodsangst in zijn ogen achterom keek toen we achter hem fietsten. Dat plaatje van dat vertrokken smalle gezicht met die groene ogen kan ik nog steeds oproepen. Dan voel ik spijt maar vooral schaamte.
We werden er natuurlijk op aangesproken door de conrector. Dan zaten we een beetje bokkig en zwijgzaam in een kantoortje onze schouders op te trekken. We deden hem toch niets? Wij konden er toch ook niks aan doen dat hij altijd in zijn eentje stond? Hij was nou eenmaal heel slecht in voetballen!
Op een gegeven moment was hij opeens van school. Daarna hebben we eigenlijk nooit meer een ’doelwit’ gehad. Het ging allemaal een soort van over. Voor ons dan, natuurlijk.
Nu ben ik 45 en heb zelf drie kinderen. Twee meisjes en mijn heel vrolijke en lieve zoon. Te lief is hij eigenlijk. Ik hou met heel mijn hart van hem, maar dat krimpt soms ook in elkaar van angst. Hij wordt deze zomer twaalf en gaat naar de brugklas. Op de lagere school in de buurt ging alles goed, hij heeft heel veel vriendjes. Maar straks gaat hij verder weg naar een grote scholengemeenschap.
Pestprotocol
Mijn vrouw – ik heb haar niet alles over vroeger verteld – vindt dat ik beren op de weg zie. Tegenwoordig zijn er pestprotocollen en dat onze zoon heel zachtaardig is, hebben tegenwoordig heel veel jongens. De tijden zijn veranderd, denkt zij.
Ik betwijfel dat. Niet één pestprotocol kan op tegen de aard van de mens. De grootste bully ter wereld werd vier jaar lang de machtigste man in Amerika. Dus ben ik bang. Dat mijn lieve zoon de jongen zal tegenkomen die zijn vader ooit was.’