Zorgen over de lengte van je kind: wat is té groot of té klein?
Een dochter die hoog boven haar klasgenoten uittorent. Een zoon die drie hoofden kleiner is dan zijn even oude vriendje. Veel ouders maken zich zorgen over de lengte van hun kinderen, omdat ze erg lang of juist erg klein zijn voor hun leeftijd. Maar wanneer is klein ook echt té klein en lang té lang?
De meeste kinderen volgen tot hun volwassenheid ongeveer hetzelfde groeipatroon. Bij hun geboorte meten ze zo’n vijftig centimeter, in de drie jaar die volgen maken ze een onstuimige groei door en vanaf hun derde jaar gaat hun groei ‘stationair’ draaien: dan groeien ze ieder jaar zo’n vijf tot zes centimeter.
In de puberteit ten slotte maken ze een groeispurt door van een dikke tien tot twaalf centimeter (!) per jaar. Toch pakt al dat groeien niet bij elk kind precies hetzelfde uit. Het komt zelden voor dat kinderen bij alle metingen op het consultatiebureau en bij de onderzoeken van de GGD exact zo lang zijn als de middelste groeicurve aangeeft. En met velen zijn dus de jongens en meisjes die boven het gemiddelde uitsteken of er juist een beetje onder hangen.
Lengte ouders
Van kinderen die wat groter of kleiner zijn dan de meeste van hun leeftijdsgenootjes zal dan ook geen jeugd- of kinderarts wakker liggen. Niet voor niks is er in de groeicurve rekening gehouden met behoorlijke afwijkingen naar boven en naar beneden. Zo is een 7-jarig meisje van 1.18 meter net zo ‘normaal’ als haar eveneens 7-jarige vriendinnetje van 1.33 meter. Van een té grote of té kleine lengte, oftewel een mogelijke groeistoornis, is alleen sprake als kinderen ónder de onderste lijn van de groeicurve bungelen of er juist een fiks eind bovenuit steken.
En dat komt volgens jeugdarts Xandra de Bruijn van de GGD Rotterdam-Rijnmond eigenlijk maar zelden voor. Net zoals zij het in haar praktijk niet vaak meemaakt dat een kind van zijn eigen groeilijn afwijkt – een andere aanwijzing voor een gestoorde groei.
Bij de beoordeling van de lengtegroei is de lengte van de ouders een belangrijke factor. De Bruijn: ‘De persoonlijke groeilijn van ieder kind wordt bepaald naar aanleiding van zijn of haar ‘target height’, ofwel de te verwachten eindlengte. Die eindlengte wordt vastgesteld aan de hand van de lengte van beide ouders waarop een berekening wordt losgelaten (zie onderaan).
Rekening houdend met een aantal factoren die van invloed kunnen zijn op het al dan niet bereiken van die lengte, zoals het tijdstip waarop een kind in de puberteit komt, wordt een bandbreedte vastgesteld waarbinnen de groeilijn moet blijven lopen. Loopt de lijn op zeker moment buiten de band of buigt de groei te veel af, dan kan er sprake zijn van een afwijkende groei.’
Medische oorzaak
Zowel een te grote of te kleine lengte als een afwijkende groei kunnen een indicatie zijn dat er iets aan de hand is met de gezondheid van een kind. Daarom zal de jeugdarts een kind in zo’n geval doorverwijzen. Jeugdarts De Bruijn stuurt een paar keer per jaar een kind voor oriënterend onderzoek door naar het ziekenhuis. De Bruijn: ‘Wij zijn de eerste lijn, wij stellen alleen vast dat de groei afwijkt. In het ziekenhuis wordt vervolgens onderzocht wat er aan de hand is.
Meestal wordt er eerst een handwortelfoto gemaakt om vast te stellen of de botleeftijd correspondeert met de werkelijke leeftijd. Daarbij wordt gekeken naar de rijpingsgraad van de groeischijfjes. Ook kan er bloedonderzoek worden gedaan en onderzoek naar de schildklier en de hoeveelheid groeihormoon.’
Volgens Anita Hokken-Koelega, bijzonder hoogleraar Groei en Ontwikkeling van het kind aan het Rotterdamse Erasmus MC en directeur van de Nederlandse Groeistichting, blijkt bij sommige kinderen inderdaad dat er een medische oorzaak voor de groeistoornis is. Hokken-Koelega: ‘Een darmziekte kan bijvoorbeeld de groei remmen. Of een niet goed of helemaal niet werkende schildklier.
Ook kan de groeiafwijking samenhangen met een syndroom. In een enkel geval kan een gestoorde groei het gevolg zijn van een gebrek aan aandacht, oftewel emotionele deprivatie. Dat laatste kan dezelfde ernstige gevolgen hebben als het ontbreken van groeihormoon. Maar vaak ook kunnen we niets vinden. Misschien omdat de groeistoornis een genetische oorzaak heeft die we nu nog niet kennen. Dan kunnen we weinig anders dan er het etiket “variatie van de natuur” op plakken.’
Te klein
Sommige kinderen die te klein zijn, kunnen worden behandeld met groeihormoon [dat was in elk geval zo in 2007, toen dit artikel geplubliceerd werd, red]. Hokken-Koelega houdt zich al jaren bezig met onderzoek naar deze behandeling bij te kleine kinderen. Volgens haar kan hormoonbehandeling uiterst effectief zijn, maar geldt dat lang niet voor alle kinderen. Hokken-Koelega: ‘We onderscheiden vijf nauwkeurig omschreven groepen voor wie we hormoonbehandeling geschikt achten. Namelijk:
- kinderen die zelf geen of te weinig groeihormoon aanmaken
- kinderen met ernstige nierziekten
- meisjes met het syndroom van Turner (een chromosale afwijking)
- kinderen met het Prader Willi syndroom (een aangeboren ontwikkelingsstoornis)
- véél te klein geboren kinderen
Alleen als kinderen voldoen aan strikte criteria komen ze in aanmerking voor een hormoonbehandeling. Een voorrecht, want dankzij die hormoonbehandeling kunnen deze kinderen volgens Hokken-Koelega in het algemeen een goede lengtewinst tegemoet zien.
Voor kinderen die niet aan de strenge criteria voldoen en dus niet op deze manier kunnen worden geholpen, resteert eigenlijk maar één andere optie: de puberteit uitstellen om een kind langere tijd te laten groeien. Over die methode is Hokken-Koelega echter niet onverdeeld enthousiast. ‘Je kunt dit alleen doen bij kinderen die én te klein zijn én daarbij ook nog eens te vroeg in de puberteit komen. Zomaar de puberteit uitstellen, ongeacht de leeftijd, is namelijk geen optie.
Als kinderen circa 13 zijn, hoort het bij hun ontwikkeling dat ze in de puberteit raken; hetzelfde gebeurt immers met hun leeftijdsgenootjes. Een kind buiten de groep plaatsen door het veel later te laten puberen, kan niet de bedoeling zijn. Sterker, de hele bedoeling van ingrijpen is nu juist een kind gelukkiger maken. En als je dan weet dat de lengtewinst bij sommige kinderen uiteindelijk niet veel meer is dan vier tot vijf centimeter, kun je je afvragen of een kind er heel erg mee geholpen is.’
Te groot
Over het algemeen is de wens om in de groei in te grijpen groter bij kinderen met een te kleine lengte dan bij kinderen die te lang zijn. Volgens jeugdarts De Bruijn is dat niet zo gek. ‘Onderzoek wijst uit dat lange mensen over het algemeen meer succes hebben en gelukkiger zijn dan kleine mensen. Vooral jongens en mannen hebben veel voordeel bij een grotere lengte.’ Maar daaraan zit natuurlijk wel een maximum. Want ook een te grote lengte kan kinderen voor problemen stellen.
Zo kunnen ze moeite hebben met de uitzonderingspositie die ze door hun lengte innemen. Of met het feit dat er altijd meer van ze wordt verwacht dan van hun leeftijdsgenoten. Ook kunnen ze opzien tegen de praktische gevolgen, zoals kleren en schoenen die niet passen. Voor meisjes geldt in dat verband 1.86 meter als kritieke grens. Bij jongens wordt een grotere lengte dan 2.06 meter veelal te gortig bevonden. Voor kinderen die die grens dreigen te overschrijden, kan worden overwogen in te grijpen in het moment waarop ze in de puberteit komen.
Want net zoals je de puberteit kunt uitstellen bij kinderen die te klein zijn, kun je de puberteit vervroegen bij kinderen die te lang dreigen te worden. Gedurende een paar jaar worden dan bij meisjes hogere doses vrouwelijk hormoon en bij jongens hogere doses mannelijk hormoon toegediend [dat was in elk geval zo in 2007, toen dit artikel geplubliceerd werd, red]. Sommige artsen kiezen echter liever voor een operatie aan de groeischijven, die vanaf dat moment het groeien stopt.
Gewicht belangrijker
Dat er tegenwoordig mogelijkheden zijn om in te grijpen als er, om wat voor reden dan ook, iets misgaat met de groei, is uiteraard winst. Maar aangezien alleen de echt véél te lange en te kleine kinderen daarvoor in aanmerking komen, die er bovendien vanzelf door de GGD worden uitgepikt, zouden ouders volgens professor Hokken-Koelega en jeugdarts De Bruijn best wat minder gefixeerd mogen zijn op de lengtegroei van hun kinderen. Sommigen zijn nu eenmaal wat kleiner of groter dan de middelmaat.
De Bruijn: ‘Ik begrijp die preoccupatie van veel ouders met de lengte van hun kinderen wel. Maar persoonlijk zou ik liever zien dat ze wat meer op het gewícht van hun kinderen letten. Daar maken wij ons veel meer zorgen over dan over die paar centimeter die ze langer of kleiner zijn dan het gemiddelde kind. Overgewicht is echt een veel serieuzer en vaker voorkomend probleem!’
Eindlengte voorspellen
Er bestaat een formule waarmee je de eindlengte van kinderen kunt voorspellen. Voor jongens geldt: lengte van de vader plus lengte van de moeder, delen door 2, plus 11.
Voor meisjes geldt: lengte van de vader plus lengte van de moeder, delen door 2, min 2. Omdat allerlei factoren van invloed kunnen zijn op het al dan niet bereiken van die lengte, geldt een afwijking van negen centimeter daaronder en negen centimeter daarboven als bandbreedte waarbinnen de waarschijnlijke eindlengte zal liggen.
Een voorbeeld: als de vader 1.90 is en de moeder 1.70, is de rekensom voor een jongen als volgt: 1.90 + 1.70 : 2 = 1.80 + 11 = 1.91. Hij zal dus waarschijnlijk tussen 1.82 en 2 meter worden. En voor een meisje: 1.90 + 1.70 : 2 = 1.80 – 2 = 1.78. Zij zal dus waarschijnlijk tussen 1.69 en 1.87 meter worden.
Groei gestagneerd
Al sinds 1955 wordt in Nederland eens in de 10 tot 15 jaar een landelijke groeistudie uitgevoerd. Deze groeistudies geven informatie over lengte en gewicht van kinderen in Nederland. Sinds de eerste meting werden kinderen steeds langer: er kwam 1,3 centimeter per decennium bij.
Maar aan die ontwikkeling is in de laatste Landelijke Groeistudie (2009) een einde gekomen. De Nederlandse man meet nu gemiddeld 183,8 (was in de vorige studie uit 1997: 184 cm) en de Nederlandse vrouw 170,7 (was in 1997: 170,6). Op basis van de resultaten van dit onderzoek, waarvoor van 20.867 kinderen de lengte en het gewicht zijn gemeten, zijn de groeicurves vastgesteld. Deze worden door consultatiebureaus en GGD’s als controlemiddel gebruikt bij het volgen van de groei.
Lees ook:
- Auch, groeipijn! Dit kun jij doen om de pijn een beetje te verzachten
- Zo herken je een groeispurt bij je kind