Kindervriendschappen. Hoe zien ze eruit en waarom zijn ze zo belangrijk?
Vrienden hoeven niet per se op elkaar te lijken: tegenpolen kunnen elkaar ook weergaloos aantrekken. Ontwikkelingspsycholoog Berna Güroglu onderscheidt maar liefst negen typen kindervriendschappen. Ontdek welk soort vriendje jouw kind is – en wat dat over hem vertelt.
Verschillende soorten vriendschappen
Rozen verwelken / Schepen vergaan / Maar onze vriendschap / Blijft altijd bestaan
Dit mierzoete gedichtje was vroeger een megahit in poëziealbums. Met gekleurde inkt penden meisjes het versje in hun allernetste handschrift in het album van hun vriendinnetjes. Het fenomeen poëziealbum is verdrongen door achtereenvolgens vriendschapsboekjes, msn, Hyves en Facebook, TikTok etc. Dichten doen ze niet meer, maar nog steeds getuigen kinderen luidkeels van hun liefde voor hun BFF’s met ‘I love you’ of, in de jongensvariant, een stoere ‘Cool bro!’
Het ‘slechte’ vriendje is eveneens van alle tijden, net als de zorgen van ouders daarover. Waar zo’n desastreuze vriendschap toe kan leiden, bleek toen de 10-jarige Robert Thompson en de evenoude Jon Venables in 1993 gezamenlijk de 2-jarige peuter Jamie Bulger vermoordden.
Maar kameraadschap komt in meer smaken dan alleen in een goede en een slechte variant, toont ontwikkelingspsycholoog Berna Güroglu in haar promotieonderzoek aan. Zij onderscheidt maar liefst negen soorten kindervriendschappen. Voor ouders is het van belang te weten in wat voor soort relaties hun kind verwikkeld is. Is het er één van het lieve ‘I love you’-soort, dan profiteert hun kind er alleen maar van. Vertonen ze Robert & Jon-trekjes, dan trekken ze elkaar zeer waarschijnlijk naar beneden. Berna Güroglu zegt je wie je kind is door te vertellen wie zijn vrienden zijn.
Ontwikkeling
Een baby heeft nog geen vrienden. Een dreumes ook nog niet echt, hoewel elke crècheouder weet dat sommige kleintjes als motten naar elkaar toe trekken. Kenners zeggen dat je vanaf een jaar of 3 à 4 kunt spreken over vriendschappen. Aanvankelijk is de basis nogal banaal: praktische omstandigheden bepalen wie je vrienden zijn. Vaak zijn dat de peutertjes in de directe omgeving: buurkinderen, neefjes en nichtjes, de kinderen van de beste vriendin van je moeder. De kameraadschap gaat niet veel verder dan samen dingen doen.
Kleuters kunnen gepassioneerd uitroepen dat Jantje hun beste vriend is, maar erg trouw zijn ze nog niet. Ze proberen wat exemplaren uit. Tot hun 11e of 12e maken kinderen niet zo veel verschil in de manier waarop ze met een vriendje, een klasgenoot, een ‘vijand’ of een onbekende omgaan. Naarmate ze ouder worden, wordt de band exclusiever. Zo tegen het eind van de basisschool weten ze dat vriend Jan specialer is dan Kim of Mohammed. Dat komt omdat ze nu beter in staat zijn zich in anderen in te leven, empathie te voelen en het perspectief van de ander in hun eigen gedrag mee te nemen. Vertrouwen, eerlijkheid, trouw en intimiteit: daar gaat het om. Zijn ze eenmaal goed en wel in de puberteit beland, dan worden vrienden zo ongeveer de belangrijkste personen op aarde. Ouders ook wel, maar die behandelen hen nog te vaak als kind. Nee, dan hun matties. Daarmee staan ze op gelijke voet en kunnen ze naar hartenlust experimenteren. En juist daaraan hebben pubers enorm behoefte.
Drie typen vrienden
Neem een willekeurige klas. Ongeveer driekwart van de kinderen heeft daarin minstens één vriendje. Meestal is dat iemand van hetzelfde geslacht. Slechts vier (bij basisschoolkinderen) of vijf (bij pubers) van de honderd vriendenparen bestaan uit een jongen en een meisje. Grofweg kun je die vriendschappen in drie typen verdelen.
Eén derde is te zien als een uiterst sociale vriendschap tussen twee aimabele kinderen, één derde als een verbond tussen buitenbeentjes en een ongeveer even groot deel vindt elkaar in samen ‘etteren’ (antisociale vriendschap). Niet elke coalitie ziet er echter hetzelfde uit, ook al horen ze tot hetzelfde type. Zo kan een vriendschap tussen twee antisocialen bestaan uit een combinatie van een regelrechte pestkop en een gewone lastpost, uit een unie tussen twee treiteraars of uit een band tussen twee typen die weliswaar allebei behoorlijk vervelend zijn, maar niet sarren (zie tabel).
Eén op de twintig kinderen is een eenling; zij kunnen geen enkel klasgenootje noemen met wie ze bevriend zijn. Globaal genomen gaat het dan om één kind per klas. Tussen de 24 procent (basisschoolkinderen) en 17 procent (pubers) zegt zelf één of meer vrienden te hebben, maar wordt door de genomineerde kameraden niet als maatje erkend. Bij hen komt de liefde van één kant. Vooral jongens moeten het zonder vrienden stellen. Door deze test te doen, kun je achterhalen in welk type vriendschap(pen) jouw kind is verwikkeld.
Soort zoekt soort
Sociale meisjes vormen vaak een koppeltje met een ander sociaal meisje. Deze vriendenparen zijn enorm populair in de klas. Twee muurbloempjes vinden elkaar ook vaak. Soms worden ze allebei gepest of buitengesloten, maar meestal heeft een van de twee daar geen last van. Twee antisociale meisjes trekken zelden naar elkaar toe. In tegenstelling tot hun mannelijke klasgenoten; die vinden elkaar juist vaak in het samen uithalen van kattenkwaad (antisociale vriendschap) en veel minder vaak omdat ze beiden zo leuk sociaal zijn. Ze verstoren de lessen, vechten, maken veel ruzie, zijn snel boos en treiteren soms. Hé, dat lijkt op een doorsnee jongetje?!
Inderdaad, het profiel van een antisociaal gabbertje past volgens Berna Güroglu binnen het normale profiel van (jonge) jongens. Hoewel ze de boel flink kunnen ontregelen, worden ze lang niet altijd uitgekotst door hun klasgenoten. Integendeel, sommigen vinden deze stoere knullen supercool. Opvallend is dat puberjongens veel vaker dan hun jongere seksegenoten een pestkoppel vormen. ‘Gewone’ antisociale jongens klitten dan niet meer zo vaak samen (3 procent). Een groot deel zal inmiddels zijn antisociale trekjes zijn ontgroeid; een ander deel heeft zich wellicht ontwikkeld tot zuivere pester.
De indeling van Berna Güroglu in negen typen vriendschappen maakt duidelijk dat het voor een kameraadschappelijke relatie niet per se noodzakelijk is dat vrienden op elkaar lijken. ‘Lang hebben we gedacht dat soort altijd soort zoekt. Maatjes zijn van identieke leeftijd, etnische afkomst en sekse; ze denken, doen en willen hetzelfde. Doorgaans is dat inderdaad het geval. Maar niet altijd. Mijn onderzoek laat zien dat soms tegenpolen elkaar aantrekken. Niet dat ze complete aliens voor elkaar zijn, maar in hun relatie vult de een aan wat de ander niet heeft. Ze zijn complementair.’
Vriendschap maakt socialer
Vriendschap is essentieel in een kinderleven. Dat voelen ouders aan hun water. Of liever gezegd: in hun DNA. Onze voorouders konden hongersnood of natuurrampen alleen overleven door samen te werken. Het vermogen vrienden te maken maakte in vroeger tijden namelijk het verschil tussen overleven of sterven, stelden wetenschappers vast. Kompanen deelden hun geschoten bizons met elkaar. Ze vingen – ook toen al – elkaars kinderen op als de ouders druk waren met de mammoetjacht.
Tegenwoordig hangt ons leven niet meer af van onze populariteit. Maar nog steeds doet een vriendschap wonderen voor ons welbevinden en onze ontwikkeling. ‘Wederkerigheid is het basiskenmerk van een vriendschap,’ zegt Berna Güroglu. ‘Kinderen leren hun speelgoed en later hun geheimen met hun buddies te delen, maar verwachten daar ook wat voor terug. Wil je vrienden blijven, dan moet jij net zo eerlijk, vrijgevig en hulpvaardig voor hen zijn als zij voor jou.’ Dergelijke sociale vaardigheden kun je thuis ook oefenen, maar dat is toch anders, zeker als het leeftijdsverschil tussen broers en zussen groot is. Dan spelen macht en overwicht ook een rol. Leeftijdsgenoten zijn je gelijken. Van hen leer je hoe je vrienden wordt en houdt. Met elkaar tasten kinderen regels en normen af. Ze leren zich in een ander te verplaatsen, rekening met elkaar te houden en om te gaan met ruzies.
Zichtbaar in het brein
Tegenwoordig kun je met een MRI-scan met eigen ogen zien dat het brein verheugd reageert op kameraadschappelijke contacten. ‘De hersengebieden die zich bezighouden met het verwerken van beloningen lichten dan op. Dat betekent dat mensen het omgaan met vrienden zien als iets wat hun leven er leuker op maakt. Net zoals het eten van hun lievelingsmaaltje of een spannend ritje in de achtbaan. Hoe actiever die beloningsgebieden zijn, hoe lekkerder je je voelt. Fysiek en mentaal,’ vertelt Berna Güroglu. Mensen worden blij van hun vrienden. Dat verklaart hoogstwaarschijnlijk ook waarom vriendschappen zo belangrijk zijn voor een goede sociale ontwikkeling en het vermijden van geestelijke stoornissen.
Afwijzing doet kinderen letterlijk zeer. De breindelen die dan actief worden, zijn dezelfde als de delen die reageren op fysieke pijn. Een goede vriendenkring is een boost voor het zelfvertrouwen, de zelfkennis en het zelfbeeld.
Kinderen komen belangrijke gebeurtenissen in hun leven – een verhuizing, een scheiding – makkelijker door als ze een vriendenvangnet hebben. Het is een buffer tegen minder prettige eigenschappen of ervaringen. Niet dat vrienden zaligmakend zijn en alle narigheid in een kinderleven oplossen. Een goed maatje haalt echter de scherpe kantjes ervan af. ‘Een eenling mist compensatie. Die doet het doorgaans op alle fronten slechter. Kinderen die een beetje somber zijn of slechte cijfers halen, maar wél vriendjes hebben, doen het op andere terreinen goed. Ze zijn grappig. Of populair.’
Ouders als relatiemakelaar
Gezien de heilzame werking van vriendschap is het niet zo gek dat ouders met argusogen het aantal vrienden van hun kind tellen. Toch hoeven zij zich geen zorgen te maken als hun zoon of dochter maar één of twee boezemvrienden heeft. Het gaat niet alleen om de kwantiteit, maar zeker ook om de kwaliteit van de onderlinge band.
Vervelender is het als een kind helemaal niemand kan noemen met wie hij iets speciaals heeft. Voor ouders is dat een signaal om na te gaan hoe dat komt. Durft hij misschien niet? Mist hij bepaalde sociale vaardigheden? Maakt hij vaak ruzie, is hij agressief en daardoor niet geliefd? Wordt hij zelf gepest? Afgewezen? Hoe je je kind kunt helpen, is afhankelijk van het antwoord op deze vragen. Soms biedt een Kanjertraining soelaas, soms een cursus woedebeheersing. Alertheid is ook geboden als jouw nageslacht verwikkeld is in een antisociale relatie. Welke rol speelt jouw kind daarin? Een pestkop kan je kind meetrekken naar beneden.
Je macht als ouder om in vriendschappen te gaan wroeten is overigens maar beperkt. Je kunt ze op weg helpen en stimuleren, maar pushen of hard ingrijpen heeft geen zin. Zelfs niet als je kind gevallen is voor een ‘fout’ vriendje. Je kind heeft dat vriendje niet voor niets gekozen. Die vriendschap levert hem iets op, al was het alleen maar om te ontdekken wie hij zelf is. Bovendien hebben jouw acties – zeker bij pubers – hoogstwaarschijnlijk een volstrekt averechts effect. Flink afzeiken of verbieden drijft hem nog verder in de armen van zijn BFF. De enige ingang die ouders hebben, is hun eigen kind. Probeer te achterhalen wat die ongewenste gast zo aantrekkelijk voor je zoon of dochter maakt, zonder te (ver)oordelen. Wie weet blijkt dan wel dat jouw kind ook zo zijn twijfels heeft…
Zo help je je kind vrienden te maken
1. Zorg voor een veilige, warme basis. Uit allerlei onderzoeken blijkt dat kinderen die een warme band met hun ouders hebben, makkelijker vrienden maken. Zij zijn sociaal handiger, minder uit op ruzie, minder dominant en meelevender dan een kind dat zo’n verbondenheid niet voelt.
2. Praat met je kind over gevoelens en emotionele situaties. Dat maakt hem sociaal vaardiger en beter in staat zich in anderen te verplaatsen.
3. Leer hem omgangsvormen en geef zelf het goede voorbeeld. Dus: mensen laten uitpraten, geen scheldwoorden gebruiken, niet schreeuwen et cetera.
4. Help hem nonverbale signalen te begrijpen. 5. Oefen ingewikkelde sociale situaties. Bespreek wat hij kan doen als hij mee wil spelen of bijvoorbeeld niet is uitgenodigd voor een feestje.
6. Creëer mogelijkheden om vriendschappen aan te gaan. Help hem speelafspraakjes te maken (jonge kinderen) of leen je huiskamer uit voor een filmavondje van pubers.