Onderzoek: ziekenhuis ziet kindermishandeling vaak over het hoofd
Mishandeling en verwaarlozing bij kinderen wordt in ziekenhuizen veel vaker gemist dan werd gedacht. Dat is de conclusie uit onderzoek waarop Marie-Louise Loos eind april op promoveerde aan de Universiteit van Amsterdam.
Met name bij kinderen onder de 5 jaar worden veel gevallen van fysiek geweld en verwaarlozing over het hoofd gezien.
Kindermishandeling
Loos bekeek voor dit onderzoek onder andere ziekenhuisdossiers van ernstig gewonde kinderen die tussen 2010 en 2015 bij Nederlandse traumacentra zijn binnengebracht. Met de kennis van nu blijkt dat er over de hele groep kinderen tot achttien jaar in elf procent van de gevallen sprake was van kindermishandeling. Bij kinderen onder de vijf jaar was dit nog hoger, namelijk 41 procent. Daarbij ging het bij tien procent om fysiek geweld en bij 31 procent om verwaarlozing.
Letsel door verwaarlozing
Letsel door verwaarlozing is vaak het gevolg van een onveilige omgeving of onvoldoende toezicht, licht Loos toe. Dit kan worden veroorzaakt door een onjuiste inschatting van de risico’s in de omgeving, in verhouding tot de geschatte ontwikkeling van een kind door de verzorgers.
Brandwonden
Zo ontstaat ruim de helft van de brandwonden bij kinderen tijdens een moment van onoplettendheid. Ook laat het onderzoek zien dat iets minder dan de helft van de kinderen met een gebroken bovenbeen de breuk waarschijnlijk opliep na een val uit de armen van hun verzorgers, een val van de commode of van de tafel. Soms lopen deze momenten van onoplettendheid fataal af. Volgens Loos en haar medeonderzoekers geldt dat bijvoorbeeld voor tien procent van de kinderen die overlijden door verdrinking.
Inschatting kindermishandeling
Het onderzoek laat zien dat bij ziekenhuisprofessionals geen consensus bestaat of iets wel of niet kindermishandeling is. Artsen bekijken dit vaak vanuit hun eigen perspectief, waarbij beroepsachtergrond en sekse ook een rol spelen. Om die reden doet Loos een voorstel voor een zogenaamde ‘klinische voorspellingsregel’. In deze voorspellingsregel worden alle risicofactoren opgenomen. De inschatting of iets kindermishandeling is of niet, zou hierdoor makkelijker moeten zijn, wat weer kan leiden tot verder klinisch onderzoek.
Voldoende tegenspraak
De onderzoeksbevindingen van Loos zijn ook relevant voor niet-klinische professionals, zegt Anita Kraak van het NJi. “Bij een vermoeden van kindermishandeling is het belangrijk je te realiseren dat je daar ook een persoonlijke duiding aan geeft. Daarom is het belangrijk dat je de afweging over een vermoeden van kindermishandeling samen met anderen maakt en voldoende tegenspraak organiseert.”
Omgeving veiliger maken
Kraak: “Het onderzoek van Loos laat zien dat bijvoorbeeld brandwonden of een gebroken bovenbeen bij kinderen relatief vaak ontstaan door momenten van onoplettendheid. In het onderzoek is in dit verband gesproken van verwaarlozing. Als dit gebeurt is het belangrijk om niet de ouders te beschuldigen maar juist samen met hen, hun netwerk en bijvoorbeeld professionals in de eerste lijn te kijken hoe je de leefomgeving van het kind veiliger kunt maken. Dat vraagt dat je steeds weer inschat wat het kind aankan en daar jouw gedrag en de leefomgeving op afstemt. Denk bijvoorbeeld aan het plaatsen van traphekjes, het weghalen van schoonmaakmiddelen onder in de kast of hete drank midden op de tafel zetten, zodat het kind er niet bij kan. Dat doe je een hele tijd en daarna is het doordat het kind ouder wordt niet meer nodig.’