Als je kind heel bang is.. Dit kun je doen om je kind te helpen
Elk kind is wel eens bang. Misschien is je kind bang voor zijn spreekbeurt of voor slapen in het donker. Het kan van alles zijn en soms neemt het net als bij volwassenen, extreme vormen aan. Wat kun je doen om je kind te helpen?
Mama, ik ben heel bang! Hoe kun je je kind helpen?
Dat angst een slechte raadgever is, bestrijdt psycholoog Jaap Ringrose. ‘Een zekere mate van angst is gezond, het maakt je alert in gevaarlijke situaties.’ Hij behandelt dagelijks kinderen bij wie echter de angst is doorgeslagen en hen als het ware gevangen houdt. De ouders doen mee in de therapie, want de appel valt ook hier niet ver van de boom.
Speltherapie voor kinderen: wat is het en waarom zou je ervoor kiezen
Van alle psychische problemen bij kinderen, komen angststoornissen het meeste voor. Zo’n 10 à 15 procent van de kinderen krijgt ermee te maken. Sociale angst (bang zijn om beoordeeld te worden of om in het middelpunt van de belangstelling te staan) staat bovenaan de lijst. Daarna volgt separatieangst (bang zijn om alleen gelaten te worden en moeite hebben om los te komen van de ouders).
Andere angsten zijn: zonder aanleiding een paniekaanval krijgen, overmatig veel piekeren of specifieke angsten als angst voor het donker of voor spinnen. Angst komt in alle leeftijdscategorieën voor. In de leeftijd van 9 tot 12 jaar zit echter een piek. Waarschijnlijk omdat er vanaf die leeftijd hogere eisen aan het kind gesteld worden.
Neem bijvoorbeeld Rianne (9)
In haar blauwgeschilderde kamertje kom je overal dolfijnen tegen. Ze liggen als knuffelbeesten op het bed, hangen als foto’s aan de muur en sieren haar nieuw aangeschafte dagboek. ‘Ze is vreselijk dol op die beesten,’ lacht haar moeder Lisa. ‘Toen ze de therapie succesvol had afgerond, zijn we een dagje naar het Dolfinarium in Harderwijk geweest. Dat was de hoofdprijs van het beloningssysteem dat in de therapie is ingebouwd. Het was een hele goede stok achter de deur.’
Lang, blond haar, een stralende lach. Op de foto’s die haar ouders tonen, is niet te zien dat Rianne er een tijdje zeer slecht aan toe was. Het begon nu twee jaar geleden met een eetstoornis. Vader Peter: ‘Dat ging heel geleidelijk. Ze at steeds minder en op een gegeven moment stopte ze er helemaal mee. We hebben van alles geprobeerd: haar lekkere hapjes voorgeschoteld, haar streng en lief toegesproken. Niets hielp. Ze zei dat ze geen honger had, dat er een prop in haar buik zat. Als ze toch at, gaf ze vaak meteen daarna over.’ Rianne vermagerde in korte tijd van 34 naar 25 kilo. Haar ouders gingen naar de huisarts die meteen ingreep. Een uitgebreid lichamelijk onderzoek in het ziekenhuis volgde. Er werd niets gevonden.
Lisa: ‘We hadden een nare zomervakantie. We waren op een camping waar veel voor kinderen georganiseerd werd. Rianne wilde nergens heen. Ze zat maar voor de tent, heel stil met haar duim in de mond recht voor zich uit te staren. Het heeft ons heel erg aangegrepen. Ik heb haar niet één keer zien lachen in die tijd.’ Omdat er lichamelijk niets te vinden was, werd na de zomervakantie psychologische hulp ingeschakeld.
De diagnose was toen snel gesteld: de eetstoornis was zeer waarschijnlijk het gevolg van een sociale angststoornis. In een paar gesprekken met een therapeute bekende Rianne extreem bang te zijn voor een aantal situaties. Zo durfde ze op school bijvoorbeeld geen spreekbeurt te houden of op het bord te schrijven. Ook de telefoon opnemen, zelf iemand opbellen of alleen boodschappen doen, was onoverkomelijk. De exacte redenen voor haar angst heeft Rianne, althans tegenover haar ouders, nooit onder woorden kunnen brengen.
Angstige ouders
Voor Lisa en Peter kwam de diagnose niet helemaal uit de lucht vallen. ‘Rianne is altijd heel afwachtend geweest,’ vertelt haar moeder. ‘We moesten haar stimuleren om dingen te doen. Ze zou bijvoorbeeld nooit zelf een vriendinnetje thuis uitnodigen. Ze wachtte altijd totdat zij gevraagd werd. Nu was dat nooit een probleem want ondanks alles is ze heel populair in de klas. Er zijn genoeg kinderen die met haar willen spelen.
Ook is ze heel gevoelig, ze trekt zich dingen erg aan. Een verzoek om haar fiets in het schuurtje te zetten, kon al genoeg zijn om haar in huilen te laten uitbarsten. Toch hebben wij nooit gemerkt dat sommige dingen haar zo vreselijk hoog zaten, ze is een enorme binnenvetter.’
Lisa en Peter hebben nog een zoon en een dochter. Ook die zijn niet altijd even mondig en moedig. En als Lisa en Peter eerlijk zijn, valt de appel niet heel ver van de boom. Zelf herkennen zij ook een en ander in het gedrag van hun kinderen. Peter zegt dat hij over de meeste angsten heen is gegroeid, maar Lisa bekent dat ze bijvoorbeeld niet alleen naar een vreemde stad zal gaan. ‘En het heeft heel lang geduurd voordat ik zelf een instelling of instantie durfde te bellen. Dat liet ik Peter altijd doen.’
Jaap Ringrose is psycholoog en psychotherapeut in het Academisch Centrum voor Kinder- en Jeugdpsychiatrie in Groningen. Hij vertelt dat het niet toevallig is dat angstige kinderen vaak ouders hebben met dezelfde handicap. ‘De overlap is 80 procent, blijkt uit onderzoek. Dat is niet zo vreemd, voor mensen die zelf angstig zijn is het moeilijk om moedige ouders te zijn. Ik wil niet suggereren dat kinderen daardoor bang worden, maar ze worden in ieder geval in hun angst bevestigd. Daarom geven wij niet alleen de kinderen therapie, maar in steeds meer gevallen ook de ouders. Vooral als je met separatieangst te maken krijgt, is vaak niet duidelijk wie nou banger is om los te laten: de ouder of het kind.’
Erg aanhankelijk
Betty, moeder van Jeroen (12), herkent veel in de toelichting van Ringrose, zeker de scheidingsangst. Haar zoon kreeg twee jaar geleden onder andere de diagnose separatieangst. Dat begon eigenlijk al zes jaar geleden na de scheiding van haar man. Een gebeurtenis die, volgens psycholoog Ringrose, wel vaker separatieangst kan oproepen omdat het kind zich ervan bewust wordt dat het zijn ouders kan verliezen.
Deze kinderen vertellen wat ze het moeilijkste vinden aan de scheiding van hun ouders
Betty: ‘Ik merkte dat Jeroen vreselijk aan mij hing. Letterlijk. Ik moest mee tot in de klas. Als ik een avond weg was, kon hij niet slapen en vloog hij meteen naar de deur als ik de sleutel in het slot stak. Jeroen is de jongste van mijn vier zonen. Hij is altijd erg aanhankelijk geweest, maar op een gegeven moment hoort dat niet meer bij de leeftijd. Toch merkte ik dat ik zelf ook bang was om hem los te laten. Hij durfde niet alleen naar school te fietsen. Hij vreesde de weg kwijt te raken en te verdwalen. Ik moedigde hem wel aan maar eigenlijk vond ik het moeilijk om hem alleen te laten gaan. Het is zo’n drukke weg. Bij mijn andere zonen had ik daar minder last van, die zijn weerbaarder.’
Jeroen heeft ook een sociale angststoornis. Nu gaat het beter, maar vroeger maakte hij moeilijk contact met andere kinderen. Op het schoolplein stond hij vaak apart. In de klas deed hij zijn mond niet open, hij was bang om een vraag te stellen. Een spreekbeurt houden of mee op kamp gaan, vond hij eng. Thuis uit hij zich wel, soms wordt hij dan erg boos en driftig. Opvallend is verder dat hij een fascinatie heeft voor gewelddadige onderwerpen. Betty: ‘Hij maakt tekeningen over bombardementen en explosies, iedereen staat altijd rokend afgebeeld. Hij is geobsedeerd door vechtspelletjes en de spreekbeurt, die we samen grondig voorbereidden, ging over Hitler. Dat zijn ook tekenen dat een kind niet lekker in zijn vel zit.’
De helpende gedachte
De eetstoornis van Rianne werd relatief snel verholpen. Een serieus gesprek met een arts overtuigde het meisje ervan dat ze weer moest gaan eten omdat ze anders in het ziekenhuis zou belanden.
Voor de aanpak van de angststoornis kregen zowel Rianne als Jeroen intensieve gedragstherapie. Ook Betty, de moeder van Jeroen, kreeg begeleiding.
Psycholoog Jaap Ringrose benadrukt dat het doel van de therapie is om de kinderen met de angst te leren omgaan, niet om ze ervan af te helpen. ‘Dat is een meer realistische insteek. Bovendien is een zekere mate van angst gezond, het maakt je alert in gevaarlijke situaties. Erg belangrijk is om de kinderen te confronteren met hun angsten. Als je angst vermijdt, wordt hij alleen maar groter. Een kind moet leren onderscheiden welke angsten reëel en welke overdreven zijn. In de therapie gaan we daar zowel theoretisch als praktisch mee aan de slag.’
Met een werkboek nemen de kinderen de ene na de andere angst scherp onder de loep. Zo is Jeroen ook erg bang voor spinnen, hij denkt dat ze bijten. Als er een op het toilet zit, durft hij niet naar binnen. Tijdens de sessie gaat hij samen met de therapeut na hoeveel kans er bestaat om in Nederland een gevaarlijke spin tegen te komen. En als het toch gebeurt, wat je er tegen kunt doen (naar een dokter gaan bijvoorbeeld).
Zo herken je faalangst bij kinderen (en dit kan je ermee doen)
De kinderen leren deze ‘helpende gedachten’, zoals de therapeut ze noemt, op te roepen als de angstige situatie zich voordoet. Betty, die ook bang is voor spinnen, krijgt dezelfde behandeling. Zij moet er zelfs eentje vangen en aan Jeroen laten zien.
Ook heeft Jeroen geleerd om alleen naar school te fietsen. In het begin ging zijn moeder nog met hem mee. Maar ze fietste dan niet meer, zoals voorheen, naast maar een stukje achter hem. Zo leerde Jeroen stapje voor stapje om alleen beslissingen te nemen.
De kinderen gaan ook op pad met de therapeut. Om haar sociale angst te overwinnen, moest Rianne op straat aan een vreemde meneer of mevrouw vragen hoe laat het was. Later in de therapie kreeg ze een moeilijkere opdracht en vroeg ze in een reisbureau informatie aan.
Grote mond!
Betty, Lisa en Peter zijn erg enthousiast over de resultaten van de therapie. Betty: ‘Zijn therapie is nog niet afgerond, maar er is zeker verschil te zien bij Jeroen. Hij is minder chagrijnig en hij durft veel meer. Laatst ging hij zomaar uit zichzelf alleen ijsjes halen! Dat was voorheen ondenkbaar.’ Lisa en Peter vertellen dat ze na twaalf sessies een ander kind terugkregen. ‘Het verschil is hemelsbreed. Ze is vrijer en meer ontspannen dan dat ze ooit geweest is. Ook de juf merkte het op. Eerst begon dat lipje altijd te trillen als er een vraag in de klas werd gesteld. Nu geeft ze gewoon antwoord. En wij krijgen zo af en toe zelfs een grote mond! Ze zal altijd kwetsbaar blijven maar ze heeft nu in elk geval een goede basis.’
Wanneer is angst een stoornis?
Veel angsten zijn normaal en horen bij een bepaalde leeftijd. Een kind van 3 met angst voor monsters onder zijn bed heeft geen angststoornis. Evenmin als een twaalfjarige die een tijdje opziet tegen de middelbare school.
Als angst echter te lang duurt of vaak voor komt, gaat het kind (te) veel situaties uit de weg. Het leven raakt ontregeld. Zo kunnen kinderen zich veelvuldig ziek melden omdat ze bang zijn om naar school te gaan. Of ze zijn om dezelfde reden ‘s morgens misselijk, hebben buikpijn of willen niet eten. Ook ‘onschuldige’ angsten, als bang zijn voor een hond, kunnen uitgroeien tot een stoornis. Zo kan het kind bepaalde straten gaan mijden of zelfs helemaal niet meer de deur uit durven.
Oorzaken
Sommige kinderen lijken geboren te worden met een bepaalde gevoeligheid en aanleg voor angst. Angst kan ook onder invloed van de opvoeding ontstaan, bijvoorbeeld doordat ouders zelf angstig zijn. Verder kunnen vervelende gebeurtenissen, als een auto-ongeluk of het wegvallen van een ouder, een rol spelen. Meestal is de gebeurtenis zelf niet de oorzaak van de angststoornis, maar kan deze wel in beweging zetten.
Hulp
Zoek niet te snel professionele hulp maar probeer eerst zelf oplossingen te bedenken. Voor informatie of bij twijfel is informatie te verkrijgen bij de Angst- Dwang en Fobie Stichting die landelijk werkt en beschikt over adressen van gekwalificeerde hulpverleners in de buurt.
Angst- Dwang en Fobie Stichting: tel. 0900-200 87 11, bereikbaar op werkdagen van 9.00 tot 13.30 uur en van maandag tot en met donderdag van 19.00 tot 20.30 uur.
Tips voor thuis
- Neem de angst van het kind serieus. Praat er over en laat het zelf oplossingen bedenken voor situaties waar het tegenop ziet.
- Ga niet te veel met de angst van het kind mee. Stimuleer het om toch dingen te doen waar het tegenop ziet. Zachte druk is goed maar forceer het kind niet bij paniek.
- Bedenk een tussenstap, als iets echt te moeilijk is. Het kind durft bijvoorbeeld niet alleen met de bus te reizen. Om zoon of dochter langzaam te laten wennen, reist u wel mee maar gaat u niet naast hem of haar zitten. Met een kind dat bijvoorbeeld niet naar partijtjes wil, gaat u op een andere dag wel het cadeautje brengen in plaats van helemaal niet te gaan of niets te laten horen.
- Toon trots als uw kind iets doet dat het moeilijk vindt.
- Breng de leerkracht op de hoogte en zoek samen naar oplossingen voor in de klas.