Janicka’s kinderen zijn hoogbegaafd: ‘Dat zorgeloze kind zijn, zullen zij nooit ervaren’
De drie kinderen van Janicka Cohen en Sebastiaan zijn hoogbegaafd en hooggevoelig. Als ze dat vertelt aan mensen in haar omgeving, is er onbegrip en soms zelfs jaloezie. “Een hoge intelligentie is fijn, maar brengt veel met zich mee. Er zijn veel thuiszitters onder de hoogbegaafden: degene met de hoogste leerpotentie, zitten thuis.” Ook Janicka’s kinderen zijn uitgevallen op school, door de problemen waar ze tegenaan lopen.
“Hoogbegaafdheid is een moeilijke term. Er zijn veel verschillende definities van”, vertelt Janicka (37). “Er is vaak wel overeenstemming over het IQ, dat minimaal 130 moet zijn. Als je dat scoort, maar verder nergens tegenaan loopt, is het waarschijnlijk een hoge intelligentie. Maar hoogbegaafden hebben bepaalde ‘zijnskenmerken’. Ze beleven de wereld om hen heen, veel intenser en dieper.”
Janicka en haar man hebben drie kinderen; twee meisjes van 9 en 13 en een jongen van 3 jaar, die allemaal hoogbegaafd en hooggevoelig zijn. Al is bij de jongste hoogbegaafdheid nog niet vast te stellen vanwege zijn jonge leeftijd, is er wel duidelijk sprake van een ontwikkelingsvoorsprong. Het is voor hen als ouders een uitdaging om alles in goede banen te leiden. Hun kinderen worden regelmatig ziek van school.
Gevoelig voor prikkels
“Ik was 23 toen we onze oudste kregen, Isabel” vertelt Janicka. Ze is in haar omgeving de eerste die een kindje krijgt. Isabel kan geen voeding binnenhouden en als ze negen dagen is, wordt ze zes maanden in het ziekenhuis opgenomen om aan te sterken. “Nu weten we waardoor het komt: ze is heel gevoelig in haar mond. De melk uit een fles schiet je mond in.” Als ze naar de kinderopvang gaat, huilt ze de hele dag, elke keer weer. “We ontdekten dat ze hooggevoelig is. Het lukte om de prikkels te verminderen, maar dit hielp haar niet.” Bijna niemand van hun familie en vrienden herkent het. De reacties zijn dan ook: ‘schop onder de kont, niet zo pamperen’. “Dat hebben wij ook gedaan, maar na anderhalf jaar werd het nog niet beter”, vertelt Janicka.
Als Isabel vier jaar is, is het een hele uitdaging om haar naar school te brengen. Ze is heel angstig en vermijdend, vindt het moeilijk om contact te leggen met haar klasgenoten en mist aansluiting. Ze is geen bovengemiddelde leerling: haar cijfers zijn heel wisselend, met uitschieters naar boven en naar beneden, voor alle vakken. Janicka herkent dat van vroeger: als baby had Isabel het omrollen zo onder de knie. “Het duurde langer voor ze kon fietsen, maar ze kon het toen zonder oefenen. Over haar zwemdiploma heeft ze een paar jaar gedaan. Toen ze het wel aan durfde te gaan, haalde ze het binnen een week. Dat heeft te maken met haar faalangst: ze wil het zo goed mogelijk doen.”
Intussen ziet Janicka dezelfde patronen bij haar tweede dochter, Charlie. “Het duurde op school lang voor ze kon lezen.” Tot corona aanbrak en de kinderen door de lockdown niet meer naar school komen. “Ze moest elke dag een kwartier oefenen met lezen. Toen ze terugkwam op school, zei de leraar dat ze supergoed kan lezen. Dat soort dingen leren ze zichzelf aan. Wij wisten natuurlijk ook niet beter, wij hadden geen vrienden met kinderen in dezelfde leeftijd en ook geen referentiekader.”
Sterk rechtvaardigheidsgevoel
Haar kinderen onthouden heel veel en hebben een sterk rechtvaardigheidsgevoel. “Ik weet nog dat Charlie zich nog herinnerde dat ze op een zondag jarig was, en een ander kind op maandag. Beide verjaardagen werden maandag op de kinderopvang gevierd. Het andere kind kreeg volgens haar veel meer aandacht, omdat zij die dag echt jarig was.” Ze heeft ook moeite met de manier waarop vriendschappen verlopen: de ene dag is dit je beste vriendin, de volgende dag een ander. “Als zij een vriendin heeft, gaat ze voor diegene door het vuur. Dat herken ik bij mezelf ook erg”, zegt Janicka.
In overleg met school, proberen ze oplossingen te vinden voor de problemen die haar kinderen ervaren met hun prikkelgevoeligheid. Zo mogen ze een koptelefoon op in de klas en is Charlie op woensdag vrij, om op te laden voor de andere dagen. Janicka en Sebastiaan proberen van alles, maar hun kinderen zelf ook. “Isabel is bezig met edelstenen, zodat ze beter kan slapen.”
Genetische component
Het is geen toeval dat haar kinderen alle drie hoogbegaafd zijn. “Er zit waarschijnlijk een grote genetische component in. Mijn partner en ik herkennen veel in onze kinderen. Ik denk ook dat er in onze beide families meerdere hoogbegaafden zijn.” Zelf begon ze op het atheneum, om af te stromen naar de mavo, waar ze zonder te leren prima cijfers haalde. “Het zit er wel in, maar komt er niet uit. Ook het rechtvaardigheidsgevoel herken ik heel sterk.”
Naar school gaan is een dagelijkse strijd voor haar kinderen. Ze komen huilend en overprikkeld thuis, en worden er diep ongelukkig van. Daarom beslissen Janicka en haar man om ze thuis te houden. “Toen ze thuisonderwijs kregen, ging het supergoed met de kinderen. Maar voor mij voelde het niet goed om zo ver uit mijn ouderlijke rol te gaan. Ik voelde mij net een politieagent. Maar mentaal ging het wel veel beter met ze. We hebben toen tegen elkaar gezegd: we houden ze thuis, tot de leerkrachten weten hoe ze met ze om moeten gaan.”
Vooral Isabel heeft veel fysieke klachten als ze weer naar school gaat. Ze klaagt over duizeligheid, misselijkheid en slecht zien. Janicka neemt haar dochter mee naar de huisarts, maar er wordt niets gevonden. Dan doet Isabel een heftige uitspraak. “Ze zei: “Ik wil wel dood, want het leven heeft geen zin”, vertelt Janicka. “In de eerste instantie raakte ik flink in paniek. Wat als ze nu echt… Maar het was meer een roep om hulp en begrip. Aan dat vertrouwen proberen wij ons vast te ouden.”
Hulpverleners, leerkrachten en leerplichtambtenaren weten er geen raad mee. Ook orthopedagogen staan voor een raadsel. “Iedereen was handelingsverlegen. Wij gaan haar echt niet iedere dag huilend de auto uitsleuren.” Na een lange zoektocht vinden ze een school in Dokkum, die speciale klassen heeft voor hoogbegaafde kinderen. Ze verhuizen van Leeuwarden naar Dokkum, zodat hun kinderen toch nog een goede basisschooltijd kunnen hebben. “Ze leren daar ‘topdown’. Bij de leerlingen wordt het einddoel neergelegd, en werken ze vanuit het grotere geheel naar het doel toe. Dat vergt echt een andere benadering, en is niet voor elke leerkracht weggelegd.” Ook gaan de oudste twee kinderen naar ‘HB-coaches’, waar ze begrip en erkenning ervaren.
Thuis houden
Janicka kijkt goed terug op de beslissing om haar kinderen een periode thuis te houden. “We hebben er vertrouwen in dat we daar goed aan hebben gedaan. Het is heel naar om je kinderen zo ongelukkig te zien. Je wilt dat een kind kind kan zijn, maar op sommige vlakken kunnen ze nooit kind zijn. Dat zorgeloze, wat veel kinderen hebben, zullen zij nooit ervaren. Dat heb ik zelf ook nooit gehad.” Toch brengt hoogbegaafdheid ook positieve aspecten met zich mee.
“Het is een talent dat je dingen zo goed doorziet. Maar als je zo jong bent is het best heftig. Het beeld van hoogbegaafdheid is in de maatschappij niet zoals in de realiteit. We hebben felicitaties gekregen; ‘wat een slim kind!’. Maar ik zou ervoor tekenen om een normaal kind te hebben. Ze kunnen zo last hebben van kleine dingen en angstig zijn. Bijvoorbeeld als ze ziek zijn, dan gaan ze van het ergste uit.”
Janicka zou willen dat er maatschappijbreed meer kennis komt over wat hoogbegaafdheid inhoudt en hoe je ermee om moet gaan. “Die hoge intelligentie is fijn, maar er zijn veel thuiszitters die hoogbegaafd zijn.” Ook rust er nog een soort taboe op, merkt ze. “Ik vind het moeilijk om te zeggen: ‘mijn kind is hoogbegaafd’. Het is eigenlijk ook een stomme term: alsof alles hoger of beter is, terwijl dat echt niet zo voelt, zeker voor onze kinderen niet. Mensen lijken terug te deinzen, zo van: ‘zij zijn beter’.”
Toekomst
Over de toekomst durft ze nog niet te veel na te denken. Haar zoon, Levi, gaat mogelijk ook naar de school in Dokkum, maar pas vanaf groep drie kan hij instromen in een HB-klas. Het is de vraag hoe hij groep een en twee gaat overbruggen, want nu komt hij al boos en gefrustreerd thuis van de gastouder. “Dat wordt de uitdaging van de eeuw. Het liefst zou ik hem thuis houden”, zegt Janicka.
Voor haar dochter Charlie komt de middelbare school in zicht. Haar oudere zus Isabel gaat sinds kort naar het gymnasium. “Ze wilden haar eerst niet aannemen, omdat ze geen advies heeft meegekregen. Maar na veel omwegen, mocht ze het toch proberen. Tot nu toe gaat het goed.” Vanwege de vele problemen in het onderwijs, hebben Janicka en Sebastiaan serieus overwogen om naar Portugal te emigreren. “Daar is wel leerplicht, maar geen schoolplicht. Er zijn best veel Nederlandse gezinnen in Portugal gaan wonen om die reden.” Ook Curaçao was een optie, ook omdat ze het grijze weer slecht trekken. “Maar daar is ook een leerplicht en een schoolplicht. Ook is je motivatie eigenlijk niet goed: je vlucht weg van het onderwijssysteem.”
Inmiddels is er vanuit Den Haag geld vrijgemaakt voor hoogbegaafde kinderen, om het aantal thuiszitters naar nul te brengen. Janicka vindt dat geen goede ontwikkeling. “Veel kinderen komen niet tot hun recht, als ze zoveel uur in een schoolgebouw moeten zitten. Misschien dat er ook strenger gehandhaafd gaat worden door leerplichtambtenaren. Dat gaat echt niet bijdragen. Het is goed dat er aandacht voor is en meer geld voor wordt vrijgemaakt, maar dat kan ook op een andere manier worden besteed voor deze kinderen.”
De dochter van Veerle is hoogbegaafd maar kan niet meer naar school