Isabella: ‘Het zesjarige jongetje is geen een keer ingesmeerd met zonnebrandcrème’
Toen Isabella laatst op het strand lag, zag ze het voor haar ogen gebeuren: een moeder die de hele middag haar kinderen niet insmeert. Isabella heeft er uren naar zitten staren. Moest ze er nou iets van zeggen of niet?
“Ik heb zelf een hekel aan ongevraagde tips van andere moeders. Maar dit zag er wel akelig uit.”
Zomerse hitte
“Ironisch is het wel, was ik eindelijk eens een dagje vrij van mijn eigen kinderen, zit je continu te letten op die van anderen. Het was twee weken geleden, toen we een dag met zomerse hitte beleefden. Mijn kinderen waren een weekend kamperen met mijn broer, dus toen het die vrijdag zo immens heet was, ben ik in mijn eentje naar het strand gefietst.
De hitte sloeg al vroeg in de ochtend toe. Toen ik aankwam bij het strand besloot ik eerst even een kopje koffie te drinken. Ik zat heerlijk met mijn neus in de krant toen er een huilend kind langs liep. Ik denk een jochie van zes, zeven? Hij was helemaal bezweet en zijn moeder was er goed klaar mee. ‘We zijn er nu toch!’ riep ze boos, ‘hup, het water in jij!’ Snel rende het jongetje weg en ik keek hem een tijdje na, daarna boog ik me weer over mijn krantje.
Na mijn heerlijke kopje koffie liep ik het strand op. Zonder dat ik het doorhad, legde ik mijn badlaken tegenover de moeder en haar kind neer. Ze zaten precies in mijn vizier en ik kon het niet laten om de hele tijd te staren. Het jongetje was de hele tijd druk met zandkastelen bouwen, moeders lag met een sigaret een tijdschrift te lezen. Omdat ikzelf nogal gebrand (pun intended) ben op het insmeren van mijn kinderen – allebei mijn ouders hebben huidkanker gehad – viel het me op dat het jongetje geen een keer is ingesmeerd.
Ik bleef maar naar hem kijken en het liet me niet los: zo’n teer kinderhuidje moet gewoon ieder uur worden ingesmeerd. Maar ik vind niet dat ik zomaar naar een vreemde moeder moet toelopen en kan zeggen dat ze haar kind moet insmeren… Ik heb nog gedacht om te doen alsof ik zelf zonnebrand zocht en dat aan haar te vragen, om haar bewust te maken van het risico. Uiteindelijk durf ik dat dan niet, omdat het zo betweterig kan overkomen.
Na een lange dag ging ik terug naar de strandtent, een koud roseetje had ik wel verdiend. En terwijl ik heerlijk genoot van mijn glas wijn en gyoza’s, komt die moeder aan het tafeltje naast me zitten. Ik zag het gelijk; haar huid was helemaal rood. Toen anderhalf uur later haar jongetje kwam aangerend, voelde ik me zo schuldig. Zijn rug, schouders, zijn voorhoofd, alles was vuurrood.
Had ik er nou toch maar iets van gezegd, arm kind.”