Hoogbegaafd en zijn zusje ook?
‘Ik ben ook hoofdbegaafd,’ zei Herons zusje Ilse al sinds haar vierde. Wij vonden dat schattig. Ze wilde op haar broer lijken. Er was alleen weinig aanleiding om te denken dat zij ook hoogbegaafd was. Ze is in karakter heel anders dan Heron.
In tegenstelling tot haar broer is de nu 6-jarige Ilse erg leergierig en gaat ze dolgraag naar school. Vraag je haar wat daar haar favoriete bezigheid is, dan zegt ze niet buiten spelen of gymmen, zelfs niet spelen of knutselen, maar opdrachtjes maken voor de juf en puzzelen.
Heron heeft altijd een grote behoefte gehad aan zelfstandigheid en autonomie. Om dat voor elkaar te krijgen gooit hij regelmatig al vanaf jonge leeftijd de kont tegen de krib. Ilse is volgzamer. Zij heeft geen grote bek maar legt uit wat ze wil en legt zich erbij neer als ze haar zin niet krijgt. Ze zal mokken en misschien even boos of verdrietig zijn, maar ertegen ingaan doet ze niet. Wel kan ze zo goed uitleggen hoe ze zich voelt dat ze vaak toch haar zin krijgt.
Het kan Heron niet zoveel schelen wat mensen van hem denken. Ilse is daar juist heel erg mee bezig. Als ze maar de juiste kleren aan heeft, met haar vriendinnen mee mag spelen en aardig gevonden wordt. Het is zelfs zo erg dat ze last kreeg van faalangst. Toen ze moest afzwemmen voor haar B-diploma was de faalangst zo groot dat ze van de hele groep kinderen op het afzwemfeestje de enige was die met een bleek gezichtje, bijna huilend, in de rij de zwemzaal binnenliep.
Het vreemde is dat de juffen Ilse’s faalangst niet herkenden. Ze komt soms een beetje onzeker over, heeft veel individuele aandacht nodig en klaagt regelmatig over pijntjes, maar dat hebben meer meisjes op die leeftijd. Op school is ze een vrolijke, gezellige, soms zelfs bazige meid. Ze is een goede gemiddelde leerling, die graag haar best doet.
Al sinds het begin van groep 2 roept Ilse continu dat ze klaar is voor groep 3. Dat rijmt niet met haar onzekerheid. Het maakte mij aan het twijfelen. Als ik de juffen tijdens 10-minuten gesprekken voor de zekerheid vroeg of zij dachten dat Ilse hoogbegaafd was, antwoordden ze dat Ilse niet zo erg opviel qua leren. Ze was gewoon goed in alles, zonder uitschieters naar boven of naar beneden.
Dat paste in het beeld dat haar vader en ik ook van haar hadden. Ilse’s prestaties waren hetzelfde, misschien iets beter, dan die van haar broer op dezelfde leeftijd. Zij leek er echter veel harder voor te werken dan hij ooit had gedaan. Wij dachten dus dat ze niet precies zo slim was als hij, maar dat compenseerde met vlijt.
Het was die steeds erger wordende faalangst waardoor ik, in overleg met de school, besloot toch de schoolmaatschappelijk werkster in te schakelen. Die kende ook Herons dossier en besloot dat ze zeker iets met de faalangst wilde doen. Ze wilde echter eerst zeker weten dat Ilse niet hoogbegaafd was. De faalangst zou dan namelijk op een andere manier verklaard kunnen worden en op een andere manier behandeld kunnen worden.
We zouden het vergoed kunnen krijgen en besloten de orthopedagoog en psycholoog in te schakelen die ook Heron had getest.
Wordt vervolgd.