Het verschil tussen een stiefdochter en een pleegzoon
Na ruim drie maanden verkering trouwden mijn vrouw en ik op 30 april 2001 in Las Vegas. Het was mijn vrouws tweede huwelijk, voor mij was het de eerste keer. In eerdere relaties had ik nooit iemand bezwangerd. Dat was geen bewuste keuze; ik had het best gevonden als het wel gebeurd was. Maar schijnbaar was ik niet erg vruchtbaar. En, moest ik terugkijkend concluderen, ik wilde ook weer niet zó graag kinderen dat ik voor diepgaand sperma- en ander onderzoek naar de dokter ging. Het was goed zo, ik zou kinderloos mijn leven doorbrengen.
Totdat ik dus mijn vrouw ontmoette.
Ik had haar – toentertijd 16-jarige – dochter Rosa gevraagd of ze het goed vond dat ik met haar moeder trouwde. Ze zei ˜ja. Als ze ˜nee had gezegd, zou ik me discreet hebben teruggetrokken. Want hoewel ik kinderloos ben, begrijp ik heus wel dat de liefde tussen een moeder en dochter vele malen sterker en vooral onvoorwaardelijker is dan de liefde tussen een man en vrouw. Daar liet mijn vrouw ook bepaald geen gras over groeien. Rosa was nummer een en daarna kwam er een hele tijd niks. Ik kende mijn plaats. Rosa bleef ook nog een hele tijd na ons huwelijk bij haar moeder wonen, terwijl ik gewoon mijn vrijgezellenappartement in de Amsterdamse binnenstad aanhield. Pas nadat ze 18 was geworden, ruilden we van plaats. Zij betrok mijn appartement, ik ging bij mijn vrouw wonen.
In alle bescheidenheid geloof ik dat ik, tot het moment dat onze 8-jarige pleegzoon ten tonele verscheen, geen slechte stiefvader was. Ik kon goed met haar praten. Ik had het idee dat ze me meer vertelde over haar leven en gedachtes, dan ze anderen vertelde. Ze gaf antwoord op al mijn vragen, hoe prive ook. Haar keuze van vrienden sloot ook naadloos aan bij mijn leven en interesses. Voetballers in de tijd dat ik hoofdredacteur van Sportweek was, wat meer machotypes toen ik hoofdredacteur van Panorama werd.
Het goede van stiefvader zijn, was dat ik met enige objectiviteit naar haar kon kijken. Iets waar mijn vrouw ten enenmale niet in slaagde. Ik zag haar goede eigenschappen: ze was veel slimmer dan ze zelf wist, ze had een grote sociale intelligentie, het vermogen om lief en aardig te zijn, zich in te leven in anderen en voor een vrouw had ze een ongelooflijk gevoel voor humor. Het was makkelijk en plezierig om op stiefvaderlijke wijze van haar te houden.
Ik zag ook haar slechte eigenschappen: ze was geen echte doorzetter, ze eiste te weinig van zichzelf, ze woekerde met haar ruim aanwezige talenten, ze weigerde volwassen te worden met alle verantwoordelijkheden die daarbij hoorden, ze was geen held in relaties en, zoals ze zelf zei: ˜Ik heb geen gat in mijn hand, ik heb geen hand.
Mijn vrouw had haar behoorlijk verwend, dat ook. Ze stond altijd, en te snel, klaar om problemen van financiele en andere aard voor haar op te lossen. En ze bleef zich, naar mijn zin, veel te veel met haar bemoeien. Ik vond dat je een vrouw van midden twintig in bijna elk opzicht los moest laten. Maar daar zouden mijn vrouw en ik het nooit over eens worden.
Toen we in de zomer van 2008 besloten om pleegouders te worden, was een van de spannendste vragen hoe Rosa zich eronder zou houden. Wat zou het voor invloed hebben op haar leven en op de relatie met haar moeder? Achteraf kunnen we niet anders dan concluderen dat we daar verdomd weinig over nagedacht en gesproken hadden.