Het blijft toch z’n moeder
Vraag: hoe noemen ze in België een schoonmoeder? Antwoord: een trouwma. Schoonouders zijn vaak het mikpunt in grappen. Wordt ‘aangetrouwd’ nooit eigen? En hoe houd je de band tussen grootouders en kleinkind hecht, als je oma wel kunt schieten?
Wie de onderzoeksgegevens van de laatste tijd bestudeert, kan er niet omheen: de koude kant wordt zelden écht heel warm. Krijgt de verhouding met de eigen ouders in een recent onderzoek van Psychologie Magazine een ruime voldoende, die met de schoonouders komt meestal niet boven een mager zesje uit. Meer dan een kwart van de ondervraagden zegt met één of beiden zelfs een uitgesproken slechte verstandhouding te hebben.
Toch vinden velen een manier om ermee om te gaan, al was het alleen maar voor de kinderen. ‘Kleinkinderen zijn bruggenbouwers,’ beaamt familie- en gezinstherapeute Astrid van Dam die wekelijks mensen in haar spreekkamer krijgt die de problemen met hun schoonfamilie niet meer aankunnen.
Ondanks eventuele onderlinge strubbelingen, willen de meeste jonge ouders opa en oma toch een rol laten spelen in het leven van hun nageslacht. Op hun beurt willen grootouders niets liever dan betrokken blijven bij het nieuwe vlees en bloed, dat hen opeens onlosmakelijk met hun zo bekritiseerde schoonkind verbindt. Dat dat niet altijd goed gaat, bewijst 31 procent van de lezeressen van het Amerikaanse tijdschrift Parenting wier relatie met de schoonfamilie na de geboorte van de kinderen downhill ging. Ook in Nederland zijn moeders kritisch over de band met schoonpa en – vooral!- schoonma.
Scheiding door schoonouders
Een van hen is Irene Thijssen (41). Zij scheidde vier jaar geleden van haar man vanwege diens ouders. En dat terwijl ze er zoveel van had verwacht. ‘Omdat ik zelf uit een gebroken gezin kom, hoopte ik nu in een echte familie opgenomen te worden.’
Het liep echter direct al niet lekker. Toen de nieuwbakken echtelieden een huis wilden kopen, stonden Robs ouders erop dat Rob dat alleen zou financieren. Irene zou hem elke maand huur moeten betalen. ‘En Rob ging daarmee akkoord! Woedend was ik!’ Het luidde het begin in van een eindeloze strijd. ‘Ze hadden geen respect voor mij en dat is er ook nooit gekomen, hoe hard ik ook mijn best deed.’
Eigenlijk, zegt ze nu, had ze er toen al een streep onder moeten zetten. Maar, suste ze zichzelf, ‘Rob is de oudste: ze moeten nog aan de situatie wennen. Het zal wel beter worden als ze me wat beter leren kennen. Of als we een kind krijgen. Dan zullen ze Rob wel móeten loslaten. Dan worden we zelf ouders, komen we op hetzelfde level. Zij doen dan vast een stap terug.’ Maar in de praktijk ging het van kwaad tot erger. ‘Ze bemoeiden zich met alles. Namen alle beslissingen voor ons onder het mom dat ze het zo goed met ons meenden. Ik heb ze gesmeekt ons dan maar eens op ons bek te laten gaan. We kregen niet de mogelijkheid te leren en samen oplossingen te verzinnen. En dan die voortdurende kritiek! Niks was goed. Er was altijd een “maar”. “Goh leuk, maar…” Mijn eten was niet lekker, het huis een bende en als opvoeder deugde ik ook al niet. En dus gingen zij dat maar doen. Ze corrigeerden mijn kinderen Marteijn (13) en Fleur (10). En ze staken hun commentaar op onze regels en onze straffen niet onder stoelen of banken. Was die kritiek nou opbouwend geweest, dan had ik er nog wat mee kunnen doen. Maar het was altijd negatief. Mijn schoonvader zei dan dingen als: “Als je het zo doet, zijn de consequenties voor jou.” Ze zijn zó star! Hebben ze eenmaal iets in hun kop, dan zullen ze daar nooit op terugkomen. Ik heb ze in vijftien jaar ook nog nooit sorry horen zeggen! Het had daarom ook geen enkele zin om er iets van te zeggen. Daar ben ik op den duur dan ook maar mee gestopt. Met Rob bleef ik de strijd wel aangaan.’
Wat niet echt hielp, was dat Rob nooit eens een vuist maakte tegen zijn ouders. ‘Jarenlang heb ik gehoopt dat de navelstreng nou eens doorgeknipt zou worden, dat hij voor me op zou komen. Misschien waren we dan nog bij elkaar geweest.’
Het breekpunt kwam vlak na Fleurs geboorte. Door een auto-ongeluk had Irene een whiplash opgelopen. Daardoor kon ze niet mee met het vijfjaarlijkse ski-uitje met de schoonfamilie. ‘Maar denk maar niet dat Rob thuis bleef. Gehuild en gesmeekt heb ik. Onzin, volgens zijn ouders, het was zieliger voor Rob dan voor mij. Vanaf die tijd ging het steeds slechter. Ik voelde me zo eenzaam en ongelukkig!’
Verschillende valkuilen
Familietherapeute Astrid van Dam herkent in Thijssens verhaal een aantal belangrijke valkuilen in de relatie met de schoonouders. ‘Hoe onvolwassener iemand is, hoe groter de kans dat het misgaat. Hier zie je het geijkte patroon: ouders die hun kind niet kunnen loslaten en een zoon die nooit zelfstandig is geworden. Dat gaat geheid fout. Op den duur komt het kind tussen zijn ouders en zijn partner te staan of staat de partner er alleen voor, zoals bij Irene.’
Ouders die denken dat zij het middelpunt van het universum zijn, alles beter weten en alleen hun waarheid zien, maken het hun schoonkinderen niet makkelijk. Meestal zit daar volgens Van Dam angst en onzekerheid achter. ‘Ze zijn bang niet geaccepteerd te worden. Of hun kind aan die “vreemde” te verliezen. Ben je zelf ook wat onzeker, dan voel je je door die houding direct aangevallen. Vaak doen mensen in zo’n situatie net het verkeerde.’ Onrealistische verwachtingen kunnen de band ook vertroebelen. ‘Mensen willen vaak dat het aan alle kanten klikt. Sommigen zoeken in hun schoonfamilie wat ze bij hun eigen ouders niet vonden. Maar in de praktijk werkt dat niet zo. Je kiest je schoonfamilie immers niet uit. Die krijg je er gratis bij. Als je je dat realiseert en ook accepteert dat je niet per se vrienden hoeft te zijn, is de verhouding minder gespannen.’
Vijf typen
Thijssens hoop dat het allemaal wel goed zal komen, is ook herkenbaar. En helaas vaak ongegrond: het gaat niet vanzelf over. De Amerikaanse psychologe Susan Forward, die een studie deed naar de relatie met schoonouders, noemt dit een van de mythes die ervoor zorgen dat problemen te lang blijven dooretteren. Andere gangbare fantasieën zijn: ze vinden me wel aardig als ik maar doe wat zij willen, ze zijn mijn ouders niet dus hoeveel last kunnen ze me eigenlijk bezorgen?, ze wonen ver weg dus ik heb niet veel met ze te maken en: mijn partner zal mij altijd voor laten gaan. Al is 59 procent van de partners (zeer) tevreden over zijn schoonmoeder en bijna driekwart (72 procent) over zijn schoonvader, er zitten volgens Forward giftige exemplaren tussen, die binnendringen in het leven van hun kind en daar een vernietigend spoor achterlaten.
Vijf typen onderscheidt Forward.
- De critici leveren openlijk of heimelijk kritiek op alles wat hun (schoon)kind doet.
- De verzwelgers zien het huwelijk als een aanstellingscontract waarin staat dat het schoonkind in volledige dienstbetrekking bij hen komt.
- De overheersers achten hun kind niet in staat een eigen leven te leiden en schieten te pas en te onpas te hulp.
- De meesters van de chaos hebben hun eigen leven niet op orde en slepen hun (schoon)kinderen daarin mee.
- De afwijzers ten slotte zullen geen gelegenheid voorbij laten gaan om hun schoonzoon of schoondochter te kwetsen en te beledigen en hun kind daartegen op te zetten.Langzaam waardering
‘Mijn schoonouders vonden mij volstrekt onacceptabel als man voor hun dochter,’ vertelt Wim Cleerdin (58). ‘Ik was om te beginnen veertien jaar ouder en bovendien waren ze bang dat Monique één in een lange reeks vriendinnetjes zou worden en dat ik haar om haar geld trouwde.
Vlak voor ons huwelijk heeft mijn schoonvader Monique nog mee uit eten genomen om haar ervan af te brengen. De limit vond ik dat!’
De gesprekken liepen stroef in het begin. ‘Ik smeekte Monique in godsnaam in de kamer te blijven, want anders wist ik me geen raad. Dan viel het gesprek stil!’
Toch kwam er langzaamaan een kentering. ‘We hebben elkaar leren waarderen. De geboorte van onze zoons heeft daarin een grote rol gespeeld. Als vader kon ik meer van mezelf laten zien. En naarmate de kinderen ouder worden en een steeds leukere gesprekspartner gaan mijn schoonouders steeds meer van ze genieten. Daar profiteer ik van mee: het zijn ook míjn kinderen! Andersom ga ik hen ook meer waarderen: vooral mijn schoonmoeder kan wijze dingen zeggen.’ ‘Kleinkinderen verbinden,’ legt Astrid van Dam uit. ‘Het is een nieuwe kans. Iedereen wil uiteindelijk toch graag bij elkaar betrokken blijven. Dat leidt doorgaans tot een toenadering.’ Maar niet altijd. Van Dam is de eerste om toe te geven dat de komst van een kind de situatie ook kan verergeren. Veel grootouders worden tegenwoordig ingeschakeld bij de opvang van hun kleinkinderen. ‘En dat is riskant,’ weet Van Dam. ‘Want daarmee worden ze automatisch mede-opvoeder. Goed bedoelde kritiek kan – zeker bij een kersverse onzekere moeder – keihard binnenkomen.’
Misschien is dat de reden dat vrouwen met kinderen veel negatiever over hun schoonouders – en vooral hun schoonmoeder -?oordelen dan vrouwen zonder kinderen of mannen (met of zonder kinderen). Bijna eenderde van de moeders (30 procent) geeft de relatie met haar schoonmoeder een onvoldoende. ‘Ze begrijpt mij niet’ en ‘We hebben te weinig gemeenschappelijk’ zijn de belangrijkste kritiekpunten. Overigens komt ook schoonpapa er bij moeders minder goed vanaf dan bij anderen. Dat blijkt uit een recent onderzoek door Psychologie Magazine en onderzoeksbureau RM Interactive. Onderzoekster Esther Bremer: ‘Gek genoeg stijgt bij mannen de waardering voor hun schoonouders juist als ze kinderen krijgen.’ Astrid van Dam weet wel waarom: ‘Moeders nemen het grootste deel van de opvoeding voor hun rekening en komen daardoor vaker in conflict. Bovendien zijn zij meestal gevoeliger voor kritiek dan hun echtgenoten. Die zien vaker de grote lijnen en zijn minder vatbaar voor commentaar op wat zij zien als opvoedingsdetails.’
Bloedbanden
De Cleerdins hebben in de loop der jaren een manier gevonden om met hun (schoon-)ouders om te gaan. Dat gaat niet zonder slag of stoot. Essentieel is de houding van de partner: als die niet duidelijk stelling durft te nemen en de juiste grenzen stelt aan het gedrag van zijn of haar ouders, komt diens eega al snel alleen te staan. En dat kan op den duur zelfs tot relatieproblemen leiden. Van Dam: ‘Je bent het aan je partner verplicht om te zorgen dat die een plek krijgt in je familie. En als partner heb je de plicht met respect met je schoonfamilie om te gaan. Het is toch de bakermat van je geliefde. Dat negeren betekent ontkenning van een deel van zijn verleden. Loopt het niet, dan moet je als team zoeken naar een uitweg.’
Bijvoorbeeld zoals Wim en Monique Cleerdin dat hebben gedaan: ‘Monique legde mij uit waarom haar ouders zo reageerden en relativeerde hun opmerkingen. En ze kwam altijd voor me op, heeft me nooit laten vallen.’
Het is geen moment in Cleerdin opgekomen om de band met zijn schoonouders te verbreken. ‘Het zijn toch haar ouders.’ De enige juiste beslissing volgens Van Dam: ‘De band tussen ouders en kind is niet te verbreken: een kind houdt nooit op het kind van zijn ouders te zijn en een ouder stopt nooit met vader of moeder zijn. Dat is geen kwestie van gevoel, dat is een gegeven. Kinderen blijven door dik en dun loyaal aan hun ouders.’ Ook als partners zich aanvankelijk samen tegen de ouders van een van hen keren, zal die loyaliteit er vroeg of laat voor zorgen dat de samenzwering onder druk komt te staan. Het bloed kruipt toch waar het niet gaan kan. Om dezelfde reden biedt ook een breuk geen oplossing. ‘Je blijft dan met die woede, teleurstelling en pijn zitten. Je kunt beter zoeken naar een weg om met elkaar om te gaan, ook al is dat nog zo beperkt. Dat geeft je uiteindelijk meer rust.’ Dat geldt trouwens ook voor de kleinkinderen. Die kunnen ook klem zitten tussen ruziën-de ouders en grootouders.
Irene Thijssen is zich daarvan bewust. ‘Mijn kinderen weten alleen dat ik geen contact meer met hun opa en oma wil, maar niet waarom. Wie ben ik om de band met hun grootouders te verstoren? Ik vertel het ze als ze het aan kunnen. Misschien dus pas als hun grootouders zijn overleden.’ l??Om privacyredenen zijn sommige namen veranderd.
‘Wij doen het met z’n zessen’
Lucia Rijksen (38), getrouwd met Michiel (39), twee kinderen van 4 en 5:
‘Na de geboorte van Margriet en Roemer zijn mijn schoonouders verhuisd naar een woning op vijf minuten fietsafstand. Ik begon onmiddellijk van binnen te zingen toen ze ons hun plan voorlegden. We zien elkaar zo’n twee á drie keer per week. Ze zijn bij alle dagelijkse werkzaamheden betrokken. Vangen de kinderen op, klussen soms in huis en staan ons bij met raad en daad. We doen het echt met zijn zessen. In een open relatie. Van hen heb ik geleerd dat je alles aan elkaar kunt vragen, maar ook “nee” kunt zeggen zonder daar schuldgevoelens over te hebben. We spreken altijd alles uit, al is dat soms pas na een paar dagen. Ik vind het namelijk best moeilijk om kritiek te leveren en te krijgen. Ik heb in mijn schoonouders de ouders gevonden die ik onbewust miste. Mijn vader is overleden en de relatie met mijn moeder verloopt moeizaam. Maar toch wordt Michiel’s moeder nooit echt mijn moeder. Misschien omdat die nog leeft en ik met haar dat puur lichamelijke heb dat je bij je schoonmoeder mist.’
Zo houd je het gezellig
15 tips van familietherapeute Astrid van Dam om de relatie met de schoonouders goed te houden:
Voor het kind
- Introduceer uw partner in de familie. Vertel wat over de achtergronden, bespreek verwachtingen en mogelijke valkuilen.
- Houd rekening met de gevoeligheden bij uw partner en denk samen na over oplossingen. Een uitleg over de familieachtergronden of andere mogelijke verklaringen kan verhelderend zijn.
- Zoek steeds de middenweg: ‘Hoe kan ik jou steunen en tegelijkertijd voorkomen dat mijn moeder te gekwetst raakt?’
- Laat hem of haar nooit in de steek. Maak uw ouders duidelijk dat het gezin uw eerste prioriteit heeft.
Voor het schoonkind
- Voorkom onrealistische verwachtingen. Het hoeft niet altijd gezellig te zijn. Accepteer ook de minder leuke kanten.
- Bemoei u niet te veel met de familiezaken van de ander: u blijft toch aangetrouwd. Respecteer de bloedband.
- Bespreek irritaties en gevoeligheden direct met uw partner. Creëer daarvoor de juiste sfeer: op een rustig moment en een ontspannen plek. Houd de kritiek bij uzelf: ‘Ik vind het lastig dat…’ Noem alleen feiten en geef aan welke invloed het op u én op uw relatie heeft. Maak duidelijk wat u van uw partner verlangt.
- Praat niet met uw partner mee als die kritiek heeft op zijn ouders. Die moet zelf een manier vinden om met zijn ouders om te gaan; een voorwaarde voor volwassenheid. ?Wees daarbij een luisterend oor en een helpende hand.
- Spui niet ál uw kritiek tegen uw partner. Kies daarvoor liever een vriend(in).
- Dwing hem nooit tegen zijn ouders te kiezen. Stel geen ultimatums.
- Raak niet verstrikt in de slachtofferrol. Zet voor ‘nooit’ of ‘altijd’ de woorden ‘tot nu toe’. Verandering is mogelijk!
Samen
- Bepaal samen de grenzen en maak die op vriendelijke doch vastberaden wijze kenbaar aan de (schoon)ouders.
- Spreek zaken uit. Hoe dat moet is afhankelijk van de relatie. Soms is het goed als de partner met zijn of haar ouders praat, soms kan dat beter met zijn tweeën.
- Blijf samen zoeken naar mogelijkheden om de relatie voor alle partijen leefbaar te houden. Kijk naar wat nog wel kan en niet naar wat er mis ging. ‘Hoe kunnen we zorgen dat het niet verder uit de hand loopt?’ Er zijn altijd wegen. Soms betekent dat dat het contact – met beiden of met een van beiden – tot het minimum beperkt wordt. Maar dat is nog altijd beter dan helemaal breken.
- Betrek de kinderen nooit in conflicten met de schoonouders. Die hebben recht op hun eigen band met hun opa en oma.