Goed troosten
Waarom kan de ene ouder veel beter troosten dan de andere? En kun je dat leren? Over de rustgevende effecten van écht contact.
‘Houdt u haar hand maar vast.’ In de steriel witte behandelkamer van de tandarts hangt een plastic bloemperkje aan het plafond. Het helgroene gras, de gekleurde tulpen; ze zijn bedoeld om de starende ogen van angstige patiënten een rustpunt bieden. Voor kinderen die plaatsnemen in de gevreesde stoel hebben generaties tandartsen een andere remedie: de troostende moeder- of vaderhand. Het lichamelijke contact heeft namelijk in veel gevallen niet alleen een rustgevend, maar ook een pijnstillend effect.
Recent hersenonderzoek geeft een wetenschappelijk onderbouwing van deze ouderlijke troost. Angstige kinderen maken namelijk adrenaline aan. De pupillen worden groter, de ademhaling versnelt, de handpalmen gaan zweten. Adrenaline zorgt ook voor een verheviging van eventuele pijn. Maar gelukkig is daar dan de troostende hand. Die zorgt voor de aanmaak van oxytocine. Dit ‘knuffelhormoon’ dat wordt aangemaakt in de hypothalamus heeft tal van voornamelijk prettige eigenschappen. Zo bevordert het een gevoel van vertrouwen en verbondenheid en speelt het een essentiële rol bij een bevalling. Bij kinderen zorgt het voor afname van pijn en stress. Het heft dus de effecten van de door angst aangemaakte adrenaline weer op.
Boem! Het jongetje op de step heeft de uitstekende tegel niet gezien. Zijn tweewieler staat onmiddellijk stil, hijzelf vliegt nog een meter vooruit en valt op zijn hoofd. Even is het stil. Dan zet hij het op een onbedaarlijk huilen. ‘Wat is er, doet het zeer?’ Een vriendelijke vrouw spreekt hem aan. Het resultaat: het volume neemt alleen maar toe, de jongen wordt zelfs hysterisch.
Troost mogen bieden is namelijk niet voor iedereen weggelegd. Een kind laat dat alleen toe van mensen die hij vertrouwt. Ouders of verzorgers waaraan hij ‘veilig gehecht’ is, zoals dat in pedagogische termen heet. ‘Dat begint al in de eerste maanden,’ weet opvoedkundige Elsie Sloot. ‘Door je baby op te pakken als hij huilt, door lieve woorden te fluisteren, door hem tegen je aan te houden. Zo creëer je een vertrouwdheid die een leven lang meegaat.’
Ouders hoeven niet bang te zijn dat ze hun kind door te veel aandacht verwennen, of dat hij een ‘papkindje’ wordt. Sloot: ‘Je hoort heel snel of je kind zich aanstelt of dat er echt iets aan de hand is.’ Ze geeft een voorbeeld: ‘Ik zeg zelf ook altijd: neem je kind niet bij je in bed, want je krijgt hem er heel moeilijk weer uit! Maar als hij ziek is kan het heel prettig zijn om dat wel te doen. Na een paar nachten kun je dan gerust zeggen: “Nu ben je weer beter en ga je weer naar je eigen bed.” Je kind stribbelt misschien tegen, maar als je consequent blijft, gaat hij zonder veel problemen naar z’n eigen slaapplek.’
Troost: het maakt al duizenden jaren deel uit van het ouderlijke instrumentarium. Op een krijtstenen wandfragment staan farao Achnaton en zijn vrouw Nefertiti afgebeeld met drie dochters. Hij houdt een van de meisjes vast en geeft haar een kusje op haar neus, alsof hij haar wil geruststellen tijdens het urenlange poseren voor de steenhouwer. De Egyptische koning was blijkbaar een goede trooster. Maar hoe komt het dat sommige ouders niet of nauwelijks kunnen troosten? Leidse wetenschappers onder leiding van hoogleraar Gezinspedagogiek Rien van IJzendoorn hebben er onlangs hun licht over laten schijnen. Ze ontdekten dat die ouders voor hun kinderen ‘beangstigend gedrag’ vertonen: angst zonder oplossing. Dat komt niet alleen voor in situaties van kindermishandeling, maar ook bij doorsnee gezinnen waar sprake is van ‘ongewild beangstigend gedrag’.
‘Bijvoorbeeld doordat de ouders het overlijden van een geliefd persoon niet hebben verwerkt of doordat ze met een ander trauma te maken hebben en daardoor soms door episodes van angstige herbeleving worden overvallen.
Angst van ouders is beangstigend voor hun kinderen, omdat zij niet begrijpen waar de angst van hun beschermer vandaan komt,’ hield Van IJzendoorn zijn publiek voor tijdens één van de prestigieuze jaarlijkse Spinoza-lezingen.
Opvoedkundige Elsie Sloot heeft dit probleem in haar praktijk regelmatig bij de hand. ‘Die ouders zijn op dat moment vooral met zichzelf bezig en hebben geen echte aandacht voor hun kinderen,’ is haar ervaring. Gelukkig is er dan geen zware behandeling noodzakelijk. Sloot: ‘Ze moeten dan voor zichzelf hulp gaan zoeken. Meestal is een beperkt aantal gesprekken met een psycholoog voldoende. Je bent er eigenlijk al als een ouder zich realiseert wat er aan de hand is.’
Veel ernstiger is de problematiek van kinderen die in hun jonge jaren niet veilig gehecht zijn aan een ouder of verzorgende, en ook moeilijk getroost kunnen worden. De oxytocine wordt bij hen veel minder aangemaakt. ‘Je herkent die kinderen vrij snel,’ weet Sloot. ‘Het zijn allemansvrienden, die bij iedereen vluchtige bescherming en veiligheid zoeken. Vaak is langdurige hulpverlening noodzakelijk en zelfs dan blijft het nog moeilijk.’
‘De juffrouw is een verschrikkelijk mens, ze is helemaal gek. Ik deed echt niets en toch moest ik een uur nablijven!’ Als je kind zo boos en verdrietig thuiskomt, heb je als ouders de natuurlijke neiging om zijn kant te kiezen. Je wilt je kind duidelijk maken dat jij wel achter hem staat. ‘Begrijpelijk, maar ook weer niet,’ oordeelt Sloot. ‘Je bent er niet bij geweest, je kunt er niet over oordelen. Misschien had die leerkracht wel groot gelijk.’ Wat je wel kunt doen? Sloot: ‘Je kunt het verdriet van je kind bevestigen: “Ik snap dat je heel boos bent.” Zo leg je contact. Vervolgens kun je je kind zelf een oplossing laten verzinnen: hoe zou je de relatie met de juf weer goed kunnen maken?’
Ouders troosten toch vaak op een onlogische manier, vindt Sloot. ‘Zoals een snoepje bij een schram. Of juist verdriet wegpraten onder het motto: het valt allemaal wel mee. Daar help je een kind echt niet mee.’
Terwijl troost kunnen bieden én ontvangen juist een van de belangrijkste eigenschappen is die ouders aan hun kinderen doorgeven. Het bepaalt of je kind later zelf zijn kinderen kan bijstaan, hechte relaties kan aangaan en een goede minnaar wordt. ‘Er loopt een directe lijn van moeders armen naar de armen van een geliefde,’ concludeerden de Amerikaanse wetenschappers Crowell en Waters na een onderzoek waarbij ze vijftig (destijds éénjarige) baby’s na twintig jaar weer opzochten. Van de kinderen die zich niet veilig voelden bij hun ouders, had maar liefst 75 procent grote moeite met relaties met anderen.
Wel doen
Erken het verdriet of de angst van je kind
Haal je kind naar je toe; een aanraking helpt vaak meer dan honderd woorden
Betrek je kind bij een eventuele oplossing: wat zouden we kunnen doen?
Zoek hulp als je als ouder moeilijk troost kunt bieden
Niet doen
Troost nooit met snoep
Trek bij ruzie niet meteen partij voor je kind
Draag niet onmiddellijk jouw oplossing aan