10 ‘foute’ zinnen die veel ouders gebruiken (en wat je dan wél kan zeggen)
Bij het geven van complimenten of het corrigeren van onze kinderen denken we vaak nauwelijks na over hoe we iets zeggen. Jammer, want het kiezen van de juiste woorden is enorm belangrijk. Lees hier de top tien van ‘foute’ zinnen die veel ouders zeggen met een beter alternatief.
Hoeveel van deze dingen zeg jij weleens?
Foute zinnen die ouders zeggen
Deze dingen kunnen ouders beter niet meer zeggen.
1. ‘Laat me met rust’
Natuurlijk heb je af en toe tijd voor jezelf nodig of gewoonweg even geen tijd voor je kind. Maar door je kind regelmatig af te wimpelen, zal hij het idee krijgen dat je geen aandacht voor hem hebt en steeds minder tegen je zeggen. Ook als het om dingen gaat die belangrijk voor je kind zijn.
Zeg liever: ‘Ik moet even dit mailtje afmaken. Als ik klaar ben, gaan we samen iets leuks doen’. Uiteraard moet je je vervolgens wel aan deze belofte houden.
2. ‘Schiet eens op!’
Dit is waarschijnlijk een van de meest gebruikte zinnen van ouders. Helpt het om dit dagelijks te zeggen? Nee. Je kind gaat zich er alleen vervelend door voelen, en sneller zal het hierdoor niet gaan. Bedenk liever wat je kunt doen om sneller de deur uit te kunnen.
Zeg liever: ‘We moeten bijna de deur uit. Als jij je schoenen aantrekt, pak ik je tas wel in’.
3. ‘Je bent zo…’
Plak je kind geen labels op, ook al gaat het onbewust. Als je tegen je kind zegt dat hij lui/langzaam/druk is, dan gaat hij het vanzelf geloven en er naar handelen. Beter is het om het gedrag te benoemen, zonder er een karaktereigenschap aan toe te wijzen.
Zeg liever: ‘Ik vind het vervelend dat je de vaatwasser weer niet leeg hebt gehaald. Zullen we afspreken dat je dit nu alsnog doet?’.
4. ‘Niet huilen’
Deze valt in het rijtje: ‘Het is niet eng’ en ‘Zo erg is het niet’. Door dit soort teksten te gebruiken, geef je je kind het idee dat je zijn emoties niet serieus neemt. En dat huilen en bang zijn, niet oké is. Terwijl deze emoties natuurlijk heel normaal zijn. Je kunt in zo’n geval beter de emotie benoemen en je kind woorden geven om uit te leggen waar hij zich vervelend over voelt.
Zeg liever: ‘Ik snap dat je het jammer vindt dat we niet naar de speeltuin gaan. Misschien dat we woensdag tijd hebben en alsnog kunnen gaan’.
5. ‘Neem eens een voorbeeld aan je zus’
Het lijkt misschien handig om een broer of zus als voorbeeld te nemen van hoe het moet. Toch is dit geen goed idee. Elk kind ontwikkelt zich op zijn eigen tempo en manier. Bovendien geef je je kind hiermee het idee dat hij anders moet zijn. Kijk liever naar wat je kind zelf goed doet.
Zeg liever: ‘Wat goed dat je zelf je jas al hebt gepakt’.
6. ‘Wacht maar tot papa thuiskomt’
Deze tekst is aan alle kanten fout. Je geeft je kind het idee dat je het zelf niet kunt oplossen. Tegen de tijd dat je partner thuiskomt, is de situatie al verleden tijd. En – last but not least – je maakt van je partner de boeman.
Liever doen: niet dreigen, maar de situatie zelf oplossen.
7. ‘Goed gedaan!’
Misschien denk je: maar dat is toch juist aardig om te zeggen? Dat klopt, maar als je het te pas en te onpas zegt, krijgt het steeds minder waarde. Focus je daarnaast ook niet op het eindresultaat, maar schenk aandacht aan de moeite die je kind heeft gedaan om iets te maken of te bereiken.
Zeg liever: ‘Wat heb je goed je best gedaan!’.
8. ‘Ophouden nu, of…’
Dreigen; we doen het bijna allemaal. Werkt het? Nee. Bovendien geef je hiermee de verkeerde boodschap af, namelijk dat je door een agressieve benadering iets voor elkaar kunt krijgen. Bovendien heeft je kind al snel door dat de consequentie waarover je het hebt, toch niet gebeurt. Kortom, niet meer doen. Bied je kind liever een alternatief voor zijn gedrag.
Zeg liever: ‘In plaats van op de bank springen, kun je lekker buiten op de trampoline gaan’.
9. ‘Waarom heb je dat nou weer gedaan?’
Dit is een gevalletje vragen naar de bekende weg. Je weet heus wel waarom je kind op de muur heeft getekend. Dat leek hem op dat moment gewoon erg leuk. Aan deze vraag heeft dus niemand iets.
Zeg liever: ‘Ik vind het niet leuk dat je op de muur hebt getekend. Laten we het samen schoonmaken en dan hebben we het er nog over’.
10. ‘Als je goed je best doet, krijg je een cadeautje’
Hiermee leer je je kind dat hij een beloning krijgt als hij iets doet. Terwijl de motivatie uit je kind zelf zou moeten komen. Voor je het weet, ruimt je kind alleen zijn kamer nog op in ruil voor een lolly en wordt de hond alleen nog uitgelaten voor een koekje.
Zeg liever: ‘Als jij je kamer opruimt, heb je straks meer ruimte om te spelen’.