Erkenning voor Willie Wortel
Soms lijkt het wel of er een virus rondwaart. De ene keer 'heerst' er dyslexie, dan weer duiken er plotseling overal hoogbegaafde kinderen op. Toch is volgens deskundigen twee tot drie procent van de wereldbevolking hoogbegaafd. Voor het basisonderwijs in Nederland komt dat neer op zo'n 40.000 leerlingen.
Hoogbegaafd
Hoogbegaafdheid is zo oud als de mensheid, en komt onder alle sociale en culturele groeperingen voor. In ons land wordt er echter pas sinds 1979 onderzoek naar gedaan. Dat hoogbegaafheid lang een onbekend begrip was, is niet zo vreemd. Vóór de invoering van de leerplichtwet in 1900 hadden veel mensen weinig mogelijkheid om zich te ontwikkelen, laat staan om daarin uit te blinken. Ze moesten als kind thuis of op het land meehelpen, en leerden al jong een praktisch beroep. Voor meisjes werd het al helemaal niet nodig geacht om veel te leren. En doorstuderen was uitsluitend iets voor de gegoede stand, ongeacht of men daar de capaciteiten voor bezat. Dat waren allemaal factoren waardoor in aanleg zeer begaafde kinderen vaak niet eens werden opgemerkt.
Nu elk kind minstens elf jaar onderwijs krijgt -en het onderwijssysteem ook nog eens sterk is verbeterd- komen de uitschieters bovendrijven. Vooral de laatste vijf jaar is hoogbegaafdheid een topic. Ook dat is verklaarbaar. Tot zo'n tien jaar geleden ging er voor een kind dat voor het eerst op school kwam vaak een wereld open. Er viel nog genoeg te ontdekken. Extreem intelligente kinderen waren in die tijd gewoon 'de beste van de klas'. Tegenwoordig krijgen kinderen al voor hun zesde jaar enorm veel prikkels. Ze hebben computers thuis, kunnen zichzelf via eenvoudige programmaatjes leren lezen, kijken naar tv en video's en bezoeken musea. Daar kun je als school niet tegenop. Een hoogbegaafd kind van nu verveelt zich in groep 3 al snel te pletter.
De symptomen
Eigenlijk is het een vervelend woord, hoogbegaafd. Het plakt een etiketje op, en roept het beeld op van een bebrild wereldvreemd wezentje met twee linkerhanden, die zijn tijd voornamelijk achter de computer doorbrengt. En dat terwijl hoogbegaafdheid niets te maken heeft met bijvoorbeeld het foutloos inleveren van proefwerken of dictees. Uiteraard kan dat een kenmerk zijn, maar een ijverige, hardwerkende leerling presteert hetzelfde. Wat zijn dan wel de symptomen van hoogbegaafdheid?
Meestal gaat het om kinderen die op intellectueel gebied een aanzienlijke ontwikkelingsvoorsprong hebben. Alle kinderen maken dezelfde ontwikkeling door, maar bij deze groep verloopt het proces een stuk sneller. Het komt geregeld voor dat zulke kinderen zichzelf al op vier- of vijfjarige leeftijd leren lezen, en doorschieten naar een AVI-9 niveau (gemiddeld groep 5-6) voordat hun leeftijdsgenootjes het woord 'boom' kunnen spellen. Eenzijdige hoogbegaafdheid bestaat ook. Zo'n kind kan begiftigd zijn met een enorme talenknobbel, gaat door voor de Willie Wortel in de groep, of schittert op creatief, sportief of muzikaal gebied. Wie heeft er nooit van wonderkinderen als Wolfgang Mozart of Yehudi Menuhin gehoord? Een combinatie van deze mogelijkheden is zeldzamer, maar niet uitzonderlijk. Erfelijkheid speelt bij hoogbegaafdheid ook een rol.
Hoogbegaafde kinderen kenmerken zich door een tomeloze leergierigheid. Ze willen van alles het hoe en waarom weten, vragen langer door, leggen verbanden, trekken conclusies en formuleren opvallend goed. Ze denken snel en logisch na, en hebben veel behoefte aan variatie en diepgang. En ze kunnen zich intensief concentreren. Vaak zijn het van nature individualistische en gevoelige kinderen. Ze houden zich al heel jong bezig met vragen over leven en dood. Ze zoeken naar logica, oplossingen. Ze malen maar door en kunnen daar 's nachts letterlijk wakker van liggen. En ze zíjn al haast niet moe te krijgen, ze hebben heel veel energie. Muziekles en sport blijken dan vaak goede uitlaatkleppen.
Vanaf het moment dat een kind intellectueel afwijkt van zijn leeftijdsgenootjes -en dat kan al opvallen in de peuterperiode- kunnen er problemen en frustaties ontstaan. Natuurlijk vindt elk kind zichzelf normaal, het weet immers niet beter. Totdat hij ontdekt dat zijn zesjarige vriendjes geen flauw idee hebben waar Nova Zembla ligt, of dat daar overwinteringsmogelijkheden zijn. Ze zijn er trouwens ook niet in geïnteresseerd. Ga spélen, joh! Inderdaad, zoiets schept een afstand. Daarmee worden hoogbegaafde kinderen nogal eens geconfronteerd. En dat terwijl ze zo graag er gewoon bij willen horen.
Verveling
Veel hoogbegaafde kinderen worden gesignaleerd in groep 3. Zoals Ineke, nu 7 jaar. 'Op de peuterspeelzaal merkte ik al dat er verschil was tussen wat de leidsters waarnamen, en wat wij zelf bij Ineke zagen,' vertelt Alidja Siregar, de moeder van Ineke. 'Op een gegeven moment kon ze bijvoorbeeld heel goed puzzels van 75 of 100 stukjes maken. Toen was ze drie jaar. Maar op de peuterspeelzaal zeiden ze: we zijn zó trots dat ze al een puzzel van 25 stukjes kan leggen! Op dat moment dacht ik, hier klopt iets niet. Maar ik kon er niet direct de vinger opleggen. Ik had wel het gevoel dat ze zich daar naar het niveau van de groep voegde. Ze hádden er trouwens ook geen puzzels van 75 stukjes. Bovendien is zij mijn oudste kind, ik kon niet vergelijken. We hebben het verder laten rusten.'
Pas in groep 3 begon Ineke zich ongemakkelijk te voelen. Ze had zichzelf tijdens de kleuterperiode al leren lezen, en startte met een behoorlijke voorsprong op dat gebied. 'In het begin ging het goed, maar na een tijdje begon ze zich geweldig te vervelen. Ze werd een beetje somber. Vanaf dat ogenblik hadden wij geregeld contact met de leerkracht.'
Ongeveer twee tot vijf procent van het aantal leerlingen op een basisschool is hoogbegaafd. Statistisch gezien, de verdeling is natuurlijk niet per school gelijk. In veel gevallen komt het er op neer dat een hoogbegaafd kind het enige in de groep is. In het voortgezet onderwijs ligt dat percentage een stuk hoger. het Landelijk Platform Hoogbegaafden schat dat zeven procent van de leerlingen in het VWO hoogbegaafd is. Dat worden er al twee á drie per klas.
Bolleboosboekjes
In de groep van Ineke werden in het voorjaar van 1997 zes kinderen getest op hoogbegaafdheid. Dat is uitzonderlijk veel, beaamt Ellen van den Berg, leerkracht van deze groep en al meer dan 25 jaar in het onderwijs werkzaam. Deze zes leerlingen vielen in eerste instantie op omdat ze allemaal al konden lezen toen ze in groep 3 kwamen. Op zich geen ongewoon verschijnsel. 'Dan ga je toetsen, om te kijken hoever ze al zijn. Je begint braaf bij AVI-1, soms eindig je op AVI-2. Maar dit ging maar door en door, tot AVI-9. Voor een kind dat net in groep 3 zit is dat ongelooflijk hoog. Wat moet je met die kinderen doen? Natuurlijk mogen ze boekjes op hun niveau lezen, maar die gaan bijvoorbeeld over de Tweede Wereldoorlog. Dan moet je al veel weten; wat ís een oorlog of een razzia? Er bestaat wel een serie Bolleboosboekjes op AVI-7/8, die beter passen bij de belevingswereld van jonge kinderen. Maar die las een kind als Ineke in één dag uit.'
Zowel de leerkracht als de kinderen zaten hierdoor met een probleem. De leerlingen hadden duidelijk een breder aanbod van lesstof nodig, en graag in een hoger tempo. Maar veel meer dan alvast wat materiaal voor groep 4 kon Ellen van de Berg hen niet bieden. 'Met rekenen konden ze doorgaan, maar dat is het probleem verleggen. Dan zijn ze in groep 5 of 6 uitgerekend, en wat dan?' Binnen het klassikale systeem van haar school waren op dat moment niet zo veel mogelijkheden. 'Eigenlijk is er een plek nodig waar van alles te beleven en te ontdekken is. Waar een computer staat, zodat ze zelf aan de slag kunnen. Encyclopedieën, een wereldbol, extra boeken. Dan kun je ze zinvolle opdrachten geven en werkstukken laten maken. Ik denk dat dat niet eens zoveel beleid of toestanden vereist.'
Omdat Ineke zover voorliep op haar klasgenootjes, leerde Ellen van den Berg haar alvast schrijven. 'Maar toen ik de groep voor het eerst ging leren schrijven, zag ik dat ze ze nadeed. Ineke paste zich aan, babbelde tijdens kringgesprekken ook gewoon mee over oma en knuffels. Ze wilde niet opvallen. Terwijl een andere leerling zichzelf juist isoleerde door in de kring wel over een steen uit het Juratijdperk te praten, en vervolgens boos werd als kinderen dan afhaakten.'
Beide situaties zijn typerend voor de problemen waarmee hoogbegaafde kinderen kunnen kampen. In het ene geval onderpresteren, in het andere sociale isolatie. En dat kan weer leiden tot explosieve reacties als agressiviteit of rebellie. Depressiviteit, schoolziek zijn en totale demotivatie vallen ook onder de alarmsignalen. Maar het hóeft niet! Er lopen genoeg hoogbegaafden rond die sociaal lekker meedraaien. Voor een leerkracht overigens een hele kluif om al die uitersten in gedrag -die net zo goed bij 'gewone' leerlingen spelen- te herleiden tot hoogbegaafdheid.
Jongens zijn lastiger
Besloten werd de zes 'voorlopers' te laten testen op hoogbegaafdheid. Nu bestaat daar nog geen eenduidige definitie van. Veel deskundigen vinden dat er naast intelligentie ook sprake moet zijn van creativiteit en doorzettingsvermogen, wil je van hoogbegaafdheid kunnen spreken. Stimulerende sociale factoren zijn ook van belang. Begrippen als creativiteit en doorzettingsvermogen zijn echter moeilijk te meten. Het enige dat je kunt testen is de intelligentie.
Wij hanteren een iq van boven de 130-135,' stellen Maria Berkhout en Donna de Boer. Beiden zijn als orthopedagoog verbonden aan het Advies- en BegeleidingsCentrum (ABC) voor het onderwijs in Amsterdam, en gespecialiseerd in hoogbegaafdheid. Sinds enkele jaren wordt daaraan binnen het ABC apart aandacht geschonken. Zowel scholen als particulieren kunnen hier terecht voor advies. Het gros van de kinderen die het ABC ziet is tussen de zes en de acht jaar oud. Het percentage jongens en meisjes dat hoogbegaafd blijkt loopt nauwelijks uiteen, vertelt Maria Berkhout. 'Wel zien we verhoudingsgewijs meer jongens omdat die vaker lastig gedrag vertonen, terwijl meisjes meer geneigd zijn zich aan te passen.' Allochtone jongeren zijn nog in de minderheid. Maar het is een groeiende groep.
Als het gaat om een particuliere aanvraag voert het ABC een gesprek met de ouders, vraagt de didactische gegevens van school op en test het kind gedurende een ochtend. 'Daarna maken we een rapportage en bepalen of het nodig is om verder te onderzoeken, of geven een advies.' Als het initiatief van school uitgaat -wat in de meeste gevallen zo is- gaat er altijd een maatschappelijk werker thuis met de ouders praten. In dit geval werden de zes kinderen samen op school getest. De interne begeleider nam de leerlingen een didactische toets af, en Maria Berkhout en Donna de Boer haalden steeds eentje uit de groep voor een psychologische test. 'Vervolgens hebben we een plan gemaakt voor de school.'
Montessori-onderwijs
Ineke en een andere leerling sprongen er bij de testresultaten zo uit, dat hun ouders werd geadviseerd een andere school te zoeken waar structureel meer mogelijkheden zijn voor hoogbegaafde leerlingen. Een derde leerling sloeg een groep over. De drie anderen zijn in hun oude groep gebleven, maar krijgen meer stof aangeboden. Een groep overslaan zagen de ouders van Ineke niet als de beste optie, ze wás al een vroege (oktober)leerling. 'Emotioneel en sociaal is ze een kind van haar eigen leeftijd. Bovendien, als je een klas overslaat heb je voor het moment wel een oplossing maar na een jaar of twee zit je toch weer met hetzelfde. Dan is ze 10 jaar als ze naar de middelbare school gaat. Vandaar dat we toch maar naar andere scholen gingen kijken,' zegt Alidja Siregar. Het werd een Montessorischool. Ook Dalton- en Jenaplanscholen worden aangeraden voor hoogbegaafde kinderen. Wat maakt dat soort onderwijs nou geschikter? 'De vorm,' zegt Maria Berkhout beslist. 'Het systeem heeft een aantal factoren in zich die gunstiger zijn voor dit soort kinderen. Doordat ze individueel leren en met drie verschillende leeftijdsgroepen in de klas zitten, valt het ook niet op dat ze met ander materiaal werken. Een kind hoeft niet te wachten tot de rest van de klas klaar is, hoeft geen dingen over te doen die het al beheerst.'
Niet elke Montessorischool is geschikt, zegt ze nadrukkelijk. Zeker aan hoogbegaafde kinderen moet ook een structurele vorm van interne begeleiding worden aangeboden. 'Het onderwijsaanbod moet meer zijn dan een extraatje per dag. Als een kind uit het raam gaat zitten kijken, wordt het lui. Het bouwt geen concentratievermogen op. Dus zorg dat het in elk geval zinnig bezig is met iets wat het interesseert, zodat het gemotiveerd blijft.'
Regulier onderwijs
Nu er steeds meer hoogbegaafde kinderen worden gesignaleerd, wordt het hoog tijd dat het hele onderwijs daarop wordt toegerust. Je kunt tenslotte moeilijk kinderen niet voortdurend op andere scholen dumpen. En een samenscholing van hoogbegaafden is nou ook niet direct een reële afspiegeling van de maatschappij. Daarom heeft het ministerie van Onderwijs en Wetenschap in 1993 het Platform Hoogbegaafden in het leven geroepen. Hierin zitten, behalve deskundigen, vertegenwoordigers uit het basis- en voortgezet onderwijs en de oudervereniging Pharos. Ze houden zich vooral bezig met onderzoek en kennisoverdracht.
Een duidelijk voorbeeld van 'hoe het ook kan' geeft de Europaschool in Amsterdam, die pas vijf jaar bestaat. In sociaal, cultureel en economisch opzicht vormen de leerlingen een volmaakte afspiegeling van de Amsterdamse bevolking. 'Daar passen kinderen in die nét mee kunnen komen, maar ook hoogbegaafden,' vertelt directeur Marlies Verkuijlen. Het bijzondere van de school is het brede onderwijsaanbod. Vanaf groep 1 kan elk kind een tweede taal leren, waarbij keus is uit Spaans, Italiaans, Frans en Portugees. Er is klassikaal onderwijs maar de groepen zijn klein, slechts 22 kinderen. Elke maand wordt per groep aan een project over een Europees land gewerkt. Zelfs de kleuters doen daaraan mee. Binnen de groepen worden per kind takenkaarten gehanteerd. 'Daarmee kun je alle kanten op, zowel de hoogte als de breedte in. Dus iedereen werkt op zijn eigen niveau.'
De Europaschool heeft geen speciaal beleid voor hoogbegaafden, maar probeert ze wel met extra interne begeleiding zo goed mogelijk op te vangen. Marlies Verkuijlen: 'Het is één van de zaken waar we ons meer in verdiepen. We hebben hier 175 kinderen, die zijn allemaal anders. Ik schat dat vijf of zes procent als gemeenschappelijke eigenschap heeft dat ze hoogbegaafd zijn, maar dat is dan ook hun enige overeenkomst. Ze draaien allemaal mee in het normale programma. Sommigen kinderen kun je heel veel stof aanbieden, die vinden dat heerlijk. Anderen moet je meer motiveren, of hebben juist veel aandacht nodig voor hun sociaalemotionele ontwikkeling. Het is wel ingewikkeld, al die niveauverschillen in één groep. Het vraagt enorm veel organisatietalent van de leerkracht, dat wel.'
Ouderverenigingen
Sinds tien jaar bestaan er voor ouders van hoogbegaafde kinderen twee landelijke ouderverenigingen: Pharos en Hint. Zij houden zich onder meer bezig met het verspreiden van uitgebreide informatie over hoogbegaafdheid, en zorgen ook dat ouders en kinderen met elkaar in contact kunnen komen. Er worden bijvoorbeeld spelmiddagen georganiseerd, kampeerweekenden, uitstapjes en informatieve bijeenkomsten.
Inekes moeder is lid geworden van Pharos, maar heeft verder nog geen contact gehad. 'Misschien later eens, als Ineke dat leuk vindt.' Ineke zelf weet trouwens niet dat ze hoogbegaafd is, haar ouders wilden haar geen stempel opdrukken. Ze hebben haar verteld dat ze een nieuwe school hadden gevonden waar meer voor haar te doen was, omdat ze zich op de oude zo verveelde. En hoe bevalt het haar daar nu? 'Ze vond het niet leuk om afscheid te nemen van haar vriendjes, dat was best moeilijk. Ze gaat wel vrolijk naar haar nieuwe school, maar praat er weinig over. Alleen laatst, toen zei ze: 'Mam, ik wil nu wel naar de volgende school'. Het klonk alsof ze het daar wel gezien had. En dan is het natuurlijk een hele lange ruk, die basisschool!'
Hint Nederland
Samenwerkende Hint-verenigingen voor belangenbehartiging van hoogbegaafden in onderwijs en ontwikkeling.
Postbus 32093, 2303 DB Leiden. Telefoon: 071-56 111 87
Oudervereniging Pharos
Landelijke Vereniging van ouders van hoogbegaafde kinderen.
Voor informatie, steun en advies en (regionale) bijeenkomsten voor ouders en kinderen; collectieve belangenbehartiging; uitgave verenigingsblad “Signaal”.
Secretariaat: Postbus 448, 9200 AK Drachten, tel. 0512-544330. Fax 0512-541530.
Pharostelefoon: 0900 899 60 15: ma t/m vrij van 9.00 tot 11.30 uur en ma.avond t/m do.avond van 19.00 tot 21.00 uur.
Stichting Facta
Bevordering van onderzoek, ontwikkeling en verbetering van het onderwijs t.b.v.hoogbegaafden en de ontwikkeling en verbetering van de sociale vaardigheden en acceptatie van hoogbegaafden in de maatschappij.
Dennenlaan 25, 2421 VE Nieuwkoop. Telefoon 0172-574125.
E-mail: [email protected] (voor kinderen)