Erfelijk gedrag: lastig of niet?
Niet alleen looks, maar ook gedrag is erfelijk. Lijkt jouw kind op jou als het om zijn of haar gedrag gaat? “Oma was ook al zo’n bemoeial”.
Het is natuurlijk hartstikke leuk als jij als ouder jouw eigen talenten ook bij je zoon of dochter ontdekt. Minder fijn is het als een kind net zo driftig of slordig blijkt te zijn, of een andere slechte karaktereigenschap heeft geërfd. Of, erger nog, een moeizaam trekje van de partner in z’n genen heeft zitten. Hoe ga je om met ongewenst, maar pijnlijk herkenbaar gedrag?
Plotseling zie je jezelf staan schreeuwen
Terwijl ouders naar hun kind kijken of luisteren, kan het ze ineens overvallen. Plotseling zien ze zichzelf staan als kind of horen ze hun kind dingen zeggen die zij op die leeftijd op precies dezelfde manier gezegd zouden hebben. Hun zoon zegt bijvoorbeeld dat hij het raar vindt om op een vriendje af te stappen om een speel-afspraakje te maken. Hun dochter wil op het familiefeest absoluut niet met haar leeftijdsgenootjes spelen, maar zit liever in een hoekje een boek te lezen. Of een ouder realiseert zich, op het moment dat haar kind heel hard tegen haar aan het schreeuwen is (en zij misschien net zo hard staat terug te schreeuwen), hoe ze zelf vroeger ook altijd te keer ging tegen haar moeder.
Een vergelijkbare ervaring is het als ouders opeens geconfronteerd worden met het overgeërfde gedrag van hun partner. Blijkt hun zoon bijvoorbeeld net zo flegmatisch te zijn als zijn vader, of net zo’n gekmakende pietje-precies als zijn moeder. Hoe ga je om met minder gewenst gedrag dat tegelijkertijd zo vertrouwd is?
Confronterend gedrag
Er zijn ouders die gewoon glimlachend hun schouders ophalen. Maar volgens Inge den Boer Benders, psycholoog, therapeutisch ouderbegeleider en auteur van het boek 'Ouderliefde is niet genoeg', kan het gedrag van een kind voor ouders ook heel confronterend zijn. Zo kan het gebeuren dat bepaalde emoties die ze zelf als kind op een bepaalde leeftijd hebben ervaren, weer worden opgerakeld op het moment dat hun kind die leeftijd bereikt en hetzelfde doormaakt. Den Boer Benders komt met het voorbeeld van een meisje dat bang is om te duiken. Haar moeder, die zelf ook een bang kind was, weet op het moment dat zij haar dochter ziet worstelen met die angst en weet niet goed wat ze moet doen. Ze probeert haar op alle mogelijke manieren over te halen om haar angst te overwinnen. Dat doet ze door op haar in te praten, door haar te paaien met cadeautjes en door heel erg boos te worden. Het haalt niks uit, het meisje blijft weigeren. Dan besluit de moeder het over een andere boeg te gooien. Ze accepteert de angst van haar kind en laat haar zelf beslissen wanneer ze klaar is om er in te duiken. En dat gebeurt ook; twee weken later.
Waarom windt de moeder zich zo op over de duikangst van haar dochter? Volgens Den Boer Benders komt dat, omdat zij door het gedrag van het kind geconfronteerd wordt met een gevoel dat ze eigenlijk helemaal niet wil voelen. Namelijk de – sociaal niet geaccepteerde – angst waar ze zelf als kind zo mee kampte. “Als je je kind verder wilt helpen, zul je dit gevoel of dit verdriet dat het gedrag bij je oproept, moeten erkennen. Pas dan kun je er op een gezonde manier mee omgaan.”
Je kind moet het zelf oplossen
Pedagoog en gezinstherapeut Nelly Bakhuizen is dat met haar eens. “Als je niet onder ogen ziet wat het zo herkenbare gedrag van je kind met je doet, loop je het risico dat je veel te veel gaat focussen op dat gedrag. Je kind wordt daar alleen maar onzeker van omdat het zo de indruk krijgt dat het niet echt kan voldoen aan de verwachtingen die jij van hem hebt. Tegelijkertijd vergeet je te kijken naar wat je kind wél goed kan. Een gemiste kans, want juist dat kan je het vertrouwen geven dat je kind best om kan gaan met die lastige kwestie, waar jij als kind ook zo veel moeite mee had. Want al je goede bedoelingen ten spijt, je kind zal het probleem echt zelf moeten oplossen.”
Hoe kun je je kind helpen?
Maar wat kunnen ouders dan wel doen als ze lastige karakter-eigenschappen bij hun kind herkennen? Bakhuizen: “Je kunt je kind natuurlijk best aanmoedigen om toch het gedrag te vertonen waar het moeite mee heeft. Zo kun je een kind dat het eng vindt om afspraken te maken, voorzichtig suggereren om het eens via de telefoon te proberen. Vindt hij ook dat eng, hak het probleem dan in stukjes. Hij toetst het nummer in en jij praat, en daarna praat hij ook zelf nog even. Maar vóór alles geldt dat je het luchtig moet houden. En probeer, zoals gezegd, niet de andere goede eigenschappen van het kind uit het oog te verliezen.
Gaat het om een onderwerp dat minder gevoelig ligt, bijvoorbeeld slordigheid, dan kan het voor kinderen ook heel prettig zijn als je ze vertelt dat jij met hetzelfde probleem worstelt. Zeg bijvoorbeeld: 'Die slordigheid zul je wel van mij hebben. Ik ben er niet echt blij mee maar ik probeer er wél iets aan te doen. Probeer jij dat nou ook.' Zo’n opmerking kan je kind steunen en motiveren om extra zijn best te doen.
Mocht het onderwerp toch nog te gevoelig liggen – het maakt nog steeds veel emoties bij je los met als gevolg dat je niet redelijk kunt denken en handelen – dan kan het verstandig zijn om je even te distantiëren van de gevoelige kwestie en te vragen of je partner het wil aanpakken. Ondertussen is het wél slim om uit te vogelen waarom het gedrag van je kind zo veel bij je losmaakt. Doe dat door er veel over te praten, bijvoorbeeld met je partner. Ga je vooral geen slechte ouder voelen omdat je moeite hebt om met die confronterende eigenschappen van je kind om te gaan. Sterker nog, kijk eens naar wat je allemaal wél goed doet. En bedenk dat je het ondanks die nare of moeizame karaktertrek toch een heel eind hebt geschopt.”
Waar word jij het minst graag mee geconfronteerd?
Wat zijn de eigenschappen waar ouders het minst graag mee geconfronteerd worden? Nelly Bakhuizen somt naast brutaliteit en agressie – maar dat is bijna universeel – het volgende lijstje op: verlegenheid, sloomheid, egoïsme, jaloezie, drift en moeite met leren. Vooral dat laatste kan volgens haar heel confronterend zijn: mijn kind is niet echt slim, ben ik nu dom? Maar ook verlegenheid vinden veel ouders erg vervelend. “Ze zijn vaak heel bang dat hun kinderen niet goed mee kunnen komen in de samenleving. Deze gedachte maakt het moeilijk om op een neutrale manier naar het verlegen gedrag van het kind te kijken. En daardoor wordt er op een krampachtige manier mee omgegaan. Zeker als de verlegenheid van het kind ook nog eens emoties uit het verleden van de ouder oprakelt. Dat leidt nog wel eens tot opmerkingen in de trant van: ‘Maar je hoeft toch helemaal niet verlegen te zijn?!’ Kinderen moeten dan waarmaken waarin de ouders zelf indertijd tekortschoten. En dat werkt juist averechts.”
Bakhuizen kan niet genoeg benadrukken hoe belangrijk het is voor ouders om inzicht te krijgen in de drijfveren die hun specifieke manier van opvoeden bepalen. “Soms weten ze helemaal niet meer dat ze zelf ook verlegen waren als kind, om dat voorbeeld nog maar eens te gebruiken. Dat hebben ze weggestopt – ze zijn bijvoorbeeld 'gebrainwashed' met de opmerking ‘Wij Jansens zijn nooit verlegen’. Maar door het onderdrukken van dat gevoel reageren ze extra geprikkeld als hun kind dit gedrag vertoont. Dat maakt het kind weer heel onzeker en zo kom je langzaamaan samen in een negatieve spiraal terecht. Om dit soort onbewuste drijfveren te tackelen is het goed om veel over de opvoeding van de kinderen te praten. Vraag jezelf af waarom je het zo belangrijk vindt dat je kind niet verlegen is. Dat kan heel verhelderend werken.”
Nare trekjes van partners
Minstens zo confronterend is het om te merken dat een kind moeizame of nare trekjes van de partner blijkt te hebben geërfd. Nelly Bakhuizen: “Het kan heel moeilijk zijn om te zien dat je kind bijvoorbeeld net zo driftig is als je partner. Dat kan soms echt een druk leggen op de relatie. Als dit speelt, is het heel belangrijk om het te bespreken met je partner en tegelijkertijd jezelf opnieuw te leren verhouden tot dit gedrag. Probeer er geen groot probleem van te maken, bezie het neutraal en overdenk hoeveel last je kind van deze eigenschap zal hebben. Vaak zul je merken dat dit in de praktijk wel meevalt; kinderen doen zich thuis meestal veel heftiger voor dan bij een ander. Dat is logisch, want thuis is de veiligste plek om te experimenteren met bepaald gedrag.”
Lastiger wordt het als ouders gescheiden zijn. Zo werd opvoeddeskundige Kitty Verheul laatst om advies gevraagd door een moeder die er moeite mee had dat haar zoon in zijn gedrag en in zijn manier van kleden zo ontzettend op zijn vader begon te lijken, in dit geval haar ex-man. Volgens Kitty Verheul is het heel belangrijk om het rancuneuze gevoel dat het gedrag van je kind in zo’n geval bij je oproept aan de kant te zetten en te erkennen dat je nou eenmaal samen een kind hebt gekregen. “En dus heeft het de helft van de genen van je ex, of je dat leuk vindt of niet. Het is bij een scheiding essentieel dat je elkaar het ouderschap blijft gunnen.”
Maar het kan natuurlijk ook gebeuren dat beide ouders prat gaan op de enorme creativiteit, dat fantastische balgevoel of die ongelooflijke spitsvondigheid die hun kind duidelijk van hen heeft geërfd. Dan ontstaat het risico van een hardnekkige concurrentiestrijd. Nelly Bakhuizen: “Dat is natuurlijk ook niet echt bevorderlijk voor de relatie. Ook hier geldt dat je niet moet gaan schermen met opmerkingen als: 'Wij Molenaars zijn zo creatief, dat hoef je van de familie Peters echt niet te verwachten'. Als je dat doet loop je de kans dat kinderen bepaalde eigenschappen gaan onderdrukken om zo een conflict van de ouders te vermijden. En dat kan toch niet echt de bedoeling zijn, lijkt me!”
Is gedrag erfelijk of aangeleerd?
In de onderstaande tabel brachten onderzoekers in kaart in hoeverre gedrag erfelijk is of wordt bepaald door de omgeving waarin iemand opgroeit. Hierbij maken ze onderscheid tussen een aantal verschillende gedragskenmerken:
- extraversie / spontaniteit
- neuroticisme / emotionele labiliteit
- gewetensvolheid / zorgvuldigheid
- vriendelijkheid / respect
- algemene ontwikkeling (een eigenschap die nogal wat ?verwantschap vertoont met intelligentie).
Erfelijk Omgeving Onverklaard
Extraversie 35% 10% 55%
Neuroticisme 35% 15% 50%
Gewetensvolheid 32% 15% 53%
Vriendelijkheid 32% 20% 48%
Ontwikkeling 45% 10% 45%
Grofweg kan geconcludeerd worden dat ondanks het feit dat een groot deel van het gedrag niet te verklaren is, het erfelijke deel bijna twee keer zo zwaar weegt als de omgeving waarin een kind opgroeit.
Ondanks deze bevindingen blijft de categorie ‘onverklaard’ toch nog aanzienlijk groot. Een verklaring hiervoor kan zijn dat bepaald gedrag moeilijk te meten is. Zo zou bijvoorbeeld ‘de ware aard van het beestje’ zich alleen kunnen openbaren in bepaalde omstandigheden. Bijvoorbeeld als iemand in een extreme stresssituatie verkeert.
Bron: ‘Onze genen, Handboek menselijke erfelijkheid’ door Marnix Cokelaere en Pol Craeynest
Ervaringen van ouders
‘We zijn allebei snoeperds’
Marianne, moeder van een dochter en twee zoons: ‘Wat ik bij mijn jongste zoon (8) heel erg herken, is zijn enorme snoepbehoefte. Het leven wordt voor hem echt leuker door te snoepen en te eten. Dat irriteert me vreselijk; gewoon omdat ik bang ben dat hij dezelfde problemen gaat krijgen als ik. Ik kan dan ook heel fel reageren op zijn eetgedrag. ‘Niet doen, anders word je ook dik!’ roep ik dan. Tegelijkertijd, en dat is het rare, vind ik het ook wel weer heel schattig dat hij zo is. Het is toch heel ontroerend dat je kind zo op je lijkt?’
‘Oma was ook al zo’n bemoeial’
Els, moeder van een zoon: ‘Mijn zoon (8) laat vaak dingen slingeren. Dat zorgt wel voor wat irritatie, maar niet meer dan dat. Anders is het als ik zie dat hij zich steeds overal mee bemoeit. Dan denk ik: ojee, dat heeft hij van mij. Ik wil hem die bemoeizucht graag afleren, omdat ik weet hoe irritant dat kan zijn voor anderen, maar ook omdat ik het aan den lijve heb ondervonden – mijn eigen moeder had er namelijk ook al last van.’
'Reageer niet zo emtioneel'
Henriëtte, moeder van twee zonen en een dochter: ‘Mijn oudste zoon (10) kan net als ik heel emotioneel reageren. Daar kan ik me vreselijk aan ergeren. Dat heeft alles te maken met het feit dat ik het eigenlijk heel slecht van mezelf vind dat ik zo heftig reageer op dingen. Ik val dan ook meer dan gemiddeld tegen hem uit, zeker als ik moe ben. Daar staat tegenover dat als ik uitgerust ben, ik ook wel weer wat coulanter tegen hem kan zijn. Juist omdat ik hem zo goed begrijp.’
‘Ik kwam ook overal mee weg’
Bob, vader van een zoon en twee dochters: ‘Mijn oudste dochter (6) kan heel goed stiekeme dingen doen, waar ze op een slimme manier toch vaak mee weg kan komen. Dat doet ze door er op het laatste moment – dus als ze op haar kop dreigt te krijgen – toch nog een vrolijke draai aan te geven. Voor mij is dat zeer herkenbaar. Ik weet nog dat mijn broer vroeger woedend kon worden, omdat mij hetzelfde ook vaak lukte met de meest vreselijke dingen, en hem niet. Als mijn dochter dit gedrag vertoont, heb ik altijd een heel dubbel gevoel. Aan de ene kant voel ik me hypocriet als ik er iets van zeg, maar aan de andere kant vind ik wel dat ik haar moet verbeteren. Dat laatste gaat minder goed als ik erg moe ben. Dan vind ik haar gedrag wel oké, gewoon omdat ik hetzelfde heb.’
‘Hij is precies z’n moeder’
Johannes, vader van drie zoons: ‘Onze oudste (9) kan vreselijk goed in de weg staan. Die heeft totaal geen gevoel van wat er gaande is in zijn directe omgeving. Wat dat betreft is hij precies zijn moeder. Ik vind het op een bepaalde manier ergerlijk, maar ook heel erg grappig om te zien hoe hij op haar lijkt. Wat ik van mijzelf herken, is de drift van mijn middelste zoon (7). Die maakt dingen kapot als iets hem te lang tegenzit. Hoe ik daar op reageer, hangt erg af van het moment. Soms word ik dan ook woedend, soms kan ik dan juist heel invoelend zijn en hem goed helpen om te kalmeren.’