Als één van je kinderen een gedragsstoornis heeft: ‘Ik heb vaak gedacht dat ik mijn oudste beter zou kunnen begeleiden als hij enig kind was geweest.’
Kinderen met ADHD en ODD vragen structureel meer aandacht dan kinderen zonder gedragsstoornis. Met als valkuil dat je begrip voor hun gedrag afneemt, naarmate je geduld opraakt. Of dat je geen energie meer over hebt voor de andere kinderen in het gezin. Deze moeder van drie kinderen vertelt hoe ze het ervaart dat haar oudste zoon ADHD en ODD heeft, en haar twee jongere kinderen niet.
‘Ik heb altijd drie kinderen gewild en zeker na de geboorte van nummer twee (in mijn ogen extreem rustig na onze eerste) kon ik niet wachten op nummer drie. Die kwam er, en toen waren we compleet. De eerste jaren waren vermoeiend, maar zeker niet extreem. Pas toen we merkten dat onze oudste wel heel erg snel overprikkeld raakte, kwam de spanning ons huishouden binnengeslopen.
Als één van je kinderen een gedragsstoornis heeft
Spanning vanuit de oudste, die zich overvraagd voelde, zonder dit te begrijpen. Spanning bij zijn broertje en zusje, die hun oudere broer dagelijks zagen ontploffen. En spanning bij ons, als ouders, die hun kind steeds meer onhandelbaar en ongelukkig zagen worden. In die tijd heb ik vaak genoeg gedacht dat ik mijn oudste veel beter zou kunnen begeleiden als hij enig kind was geweest. Dan had ik al mijn tijd en vooral ook mijn energie en geduld op hem kunnen richten en waren er thuis geen overmatige prikkels geweest van nog twee kinderen. Tegelijkertijd realiseerde ik mij toen al, dat dit hem geen goed zou hebben gedaan. Immers, de buitenwereld is ook vol met andere mensen, die zeker niet allemaal rekening met je houden.
“Hoezo zeuren, jij hebt toch geen ADHD?”
Dat maakt het er niet altijd even makkelijk op. Wanneer we ‘s avonds de twee jongsten naar bed brengen, zit er altijd in ons achterhoofd de wetenschap dat de oudste er ook nog aankomt. En dat hij wellicht niet wil slapen met het gebruikelijke negatieve gedrag als gevolg. De grootste valkuil is dan de jongere kinderen zo snel mogelijk in bed te willen krijgen, zodat we nog wat energie overhouden voor een eventuele discussie met hun broer. “Hoezo zeuren? Jij hebt toch geen ADHD of ODD? Braaf gaan slapen dus.” ligt soms op het puntje van mijn tong. Dat zeg ik niet, maar die verwachting ligt wel op de loer of op z’n minst de hoop. Wat uiteraard totaal onterecht is, ze blijven tenslotte kinderen en elk kind heeft recht op zijn eigen, gezonde portie weerstand.
Begrip versus gezelligheid
Een ander issue is begrip. Als de oudste weer eens luid zijn beklag doet over het in zijn ogen onophoudelijke gesnotter, zware ademhalen of luide smakken van zijn zusje of broertje, ben ik heel duidelijk in mijn mening: degene die ergens last van heeft, verwijdert zich uit de omgeving. Tenslotte hebben ze niet voor niets allemaal een eigen kamer en zolang het gaat om de persoonlijke perceptie van geluid (bij iemand met ADHD komt alles veel harder binnen dan bij iemand die dit niet heeft) kan de omgeving er echt niets aandoen. Dat klinkt ongezellig, maar ik verzeker je, iemand die vanaf de bank constant anderen af zit te bekken, is dat ook. Zeker omdat er van zijn gesnuif niets gezegd mag worden.
Partij kiezen of niet?
Minder eenvoudig zijn de woede-uitbarstingen. Het is dan makkelijk partij te kiezen voor degene die is aangevallen, tenslotte hoor je van elkaar af te blijven. Een voorval heeft mij hierover een zeer waardevol inzicht gegeven. Het was in de periode dat het niet goed ging met onze oudste en ik had desondanks mijn kinderen met z’n drieën even alleen in de zitkamer gelaten. Gedurende mijn afwezigheid was de oudste zijn broertje naar de keel gevolgen. Dikke tranen bij het broertje. “Ik heb het gevoel dat ik hier niet meer welkom ben”, snikte hij.
Gezien het gedrag van zijn grote broer in die tijd, begreep ik die opmerking wel en mijn hart brak. “Maar hij doet altijd alles goed”, sprak mijn oudste, ook met dikke keel. En ja, ook hij had een punt. Als je een dubbele gedragsstoornis hebt en een broertje die heel rustig en braaf is, kan dat uitermate frustrerend zijn. Daar zat ik dan, met twee huilende kinderen, ieder op een bank. Ik ben toen heel bewust op de grond tussen hen in gaan zitten om fysiek geen onderscheid te maken en daarmee dus geen partij te kiezen.
Wat ik wil zeggen, is dat ieder kind recht heeft op zijn eigen stukje ruimte en aandacht in het gezin, ongeacht gedragsstoornis of persoonlijke eigenaardigheden. Maar we dienen ook rekening met elkaar te houden en thuis is een veilige omgeving om dat te leren.’