De schaduwkant van dromenland
Wat gebeurt er tijdens de slaap?
Kinderen die om zeven uur naar bed gaan en twaalf uur later ontwaken, hebben niet urenlang liggen dromen. Net zomin als ze al die tijd op dezelfde manier hebben liggen slapen. Ze belanden, net als volwassenen, gedurende de nacht in steeds andere slaapfases, die elkaar bovendien voortdurend afwisselen. Het begint met slaapstadium 1, de overgang van waken naar slapen. Dit duurt over het algemeen slechts een paar minuten. De waakzaamheid vermindert en de spieren worden steeds slapper. In stadium 2 treedt de echte slaap in. De hersenactiviteit daalt, maar de kans bestaat nog dat de slaap wordt verstoord door een zacht geluid. Na een half uur volgt stadium 3. In deze fase slaapt je kind diep. Bloeddruk en lichaamstemperatuur gaan omlaag, het hart gaat trager kloppen. Stadium 4 wordt ook wel de deltaslaap genoemd. Het is een diepe slaap waarin de hersengolven opvallend veel trager zijn. In dit stadium krijg je je kind nauwelijks nog wakker. Het is ook de fase waarin slaapwandelen, bedplassen en praten in de slaap voorkomen. Na dit diepste stadium wordt de slaap vervolgens weer lichter: je keert weer terug naar achtereenvolgens stadium 3, 2 en 1. En dan gebeurt er iets bijzonders. De hersenen worden ineens heel actief, de ademhaling en hartslag versnellen terwijl het hele lichaam volledig ontspannen, bijna verlamd raakt. Alleen de ogen schieten achter de oogleden heen en weer. Daarom heet dit slaapstadium remslaap, naar de Engelse benaming Rapid Eye Movement. Het is tijdens deze fase van de slaap dat je kind het meest intensief droomt.
De hele periode, van het in slaap vallen tot het eind van de remslaap, wordt een slaapcyclus genoemd en duurt zo’n negentig tot honderd minuten. Na die anderhalf uur begint het slaapproces weer van voren af aan. Gemiddeld maken volwassenen vier tot vijf keer de hele cyclus door, en kinderen – omdat ze langer slapen – soms zelfs zes tot zeven keer, waarbij de remslaap steeds langer duurt.
Kinderen dromen het meest
Omdat kinderen vaker in de fase van de remslaap zijn, dromen kinderen vaker dan volwassenen. Bovendien duurt de remslaap bij kinderen langer waardoor hun dromen ook langer duren. Baby’s zijn zelfs maar liefst 45 tot 65 procent van hun slaaptijd in remslaap, ofwel ongeveer negen uur per dag.
Dat jonge kinderen zo veel meer remslaap hebben, wijst er volgens wetenschappers op dat deze fase belangrijk is voor de zich ontwikkelende kinderhersens. Maar ook gedurende het verdere leven is de remslaap een belangrijk stadium tijdens de slaapcyclus. Dat bewijst een experiment dat wetenschappers hebben gedaan met proefpersonen: mensen die steeds wakker werden gemaakt op het moment dat ze aan hun remslaap begonnen, probeerden dat tekort aan remslaap goed te maken door de schade met langere en veelvuldiger periodes van remslaap in te halen. Kennelijk doen al die actieve hersengolven iets voor ons.
Maar doen de dromen die we tijdens die remslaap hebben óók iets voor ons?
Hebben dromen nut? Over die vraag hebben tal van wetenschappers zich gebogen, van Freud en Jung tot hedendaagse dromenonderzoekers als William Domhoff, Calvin S. Hall, Patricia Garfield en Roger Rundqvist.
De een denkt dat dromen niets meer zijn dan een willekeurig herbeleven van indrukken van overdag, de ander ziet in droombeelden symbolen die staan voor emotionele problemen.
Als je alle ideeën over het waarom van (kinder)dromen naast elkaar zet, springen er vier uit.
Dromen kunnen helpen:
- om bepaalde gebeurtenissen te verwerken
- om iets te leren
- om stress te ontladen
- en vooral: om iets te vertellen over onderliggende gevoelens
Verdiep je in zijn dromen
Met name die laatste functie, dat dromen iets vertellen over hoe je kind zich voelt, is voor ouders interessant. Het is precies waarop de meeste schrijvers over kinderdromen hameren. Door je erin te verdiepen kom je meer te weten over frustraties, angsten en boosheid die bij je kind leven, maar ook over nieuw verworven kennis en de ontwikkeling. Patricia Garfield, klinisch psycholoog en al tientallen jaren een autoriteit op het gebied van (kinder)dromen, is een van die onderzoekers die ouders aanspoort zich te interesseren voor de droomwereld van hun kinderen. Voor haar boek Wat droomt je kind bestudeerde ze de nachtelijke belevenissen van honderden kinderen in de hoop ‘de invloed van hun dromen op hun leven te ontdekken’. Het resultaat van die zoektocht is de vaststelling dat dromen nodig zijn om gezond te functioneren. En vooral: dat er wat dat betreft een belangrijke rol is weggelegd voor ouders. Die kunnen volgens haar veel ellende voorkomen. Ze schrijft: ‘De pijn, de frustraties, de angsten, maar ook de fijne dingen worden in kinderdromen uitgedrukt. We kunnen onze hand uitstrekken, dat kleine handje pakken en ons kind naar een plaats brengen waar het veiliger en gelukkiger kan spelen.’ Hoe? ‘Als we angstdromen onder ogen zien, ze tegemoet treden, overwinnen of ons met ze verzoenen, dan krijgen we kracht. De moderne psychologie leert ons de grote waarde van goed omgaan met onze angsten. (…) De meisjes en jongens die geen passieve slachtoffers van hun dromen zijn, maar er actief mee omgaan, zullen ook het leven met groter vertrouwen tegemoet treden.’
Hoe help je je kind?
Hoe je dat als ouders praktisch vormgeeft, valt te lezen in tal van handboeken waarin droomoefeningen zijn opgenomen die kinderen kunnen helpen leuker en fijner te dromen. Zo geeft Pam Spurr in Omgaan met de dromen van je kind praktische tips: vraag je kind vlak voor het slapen gaan een vrolijk moment voor de geest te halen. Daag je kind uit een mooie droom te herinneren en te proberen die opnieuw ‘af te spelen’. Prikkel de fantasie door voor vervelende of onafgeronde dromen een ander einde te verzinnen. En vraag je kind wat voor superheld hij of zij zou willen zijn.
Patricia Garfield geeft in haar boek eveneens tips om boze dromen voor kinderen hanteerbaar te maken, maar ook heel specifieke aanwijzingen per type nachtmerrie. Bijvoorbeeld in geval van de meest gangbare nachtmerrie over achtervolgd of aangevallen worden:
- laat je kind de droom beschrijven (wat gebeurde er, wat deed je, hoe liep het af?)
- spiegel de gevoelens van je kind (je was bang, je voelde je hulpeloos?)
- stel je kind gerust (heel veel kinderen hebben zulke dromen)
- schakel helpers in (als je nog eens wordt aangevallen, kun je je omdraaien en het monster aankijken, vriendschap sluiten, zijn bek dichtplakken, hem in een kooi stoppen of hulp halen)
José Sagasser zoekt het in Kinderdromen weer meer in algemene tips: koester je kind voor het slapengaan, geef een massage, stop het stevig in, zorg voor prettig aanvoelend beddengoed, knuffels en een fijne slaapomgeving, wieg je kind tijdens het in slaap vallen en bespreek leuke onderwerpen om over te dromen.
Hoe jonger, hoe enger
Dat het bij dit alles nogal uitmaakt of je kind 2 is of 10, moge duidelijk zijn. Heel jonge kinderen hebben nog niet de woorden en het begrip om op hun dromen te reflecteren. Pas als ze een jaar of 4 zijn, zijn ze zich bewust van het feit dat wat zij ‘s nachts meemaken, dromen zijn. En dat het dus niet echt is wat ze allemaal zien. In deze fase geloven kinderen echter nog dat dromen van buitenaf in hun hoofd worden gestopt. Als kinderen een jaar of 7, 8 zijn, ontstaat het begrip dat de dromen in hun eigen hoofd worden gemaakt en dat zij er dus min of meer zelf verantwoordelijk voor zijn. Toch kunnen droombeelden dan nog zóveel indruk maken en de droomgevoelens zo tastbaar zijn, dat het ook voor hen moeilijk is om te beseffen dat het alleen om fantasiebeelden gaat. Die ambivalentie verdwijnt rond het negende jaar. Rond die leeftijd zijn kinderen in staat met dezelfde afstand naar hun dromen te kijken als volwassenen.
Nachtangst of nachtmerrie?
Nachtangst is iets anders dan een nachtmerrie. Bij nachtangst schrikt je kind met een schreeuw of gil op uit z’n slaap in een acute paniek. Hij is doodsbang, transpireert hevig, hapt naar adem maar kan niets vertellen over een droom. Dit komt vooral voor bij kinderen tussen 3 en 5 jaar en wordt waarschijnlijk veroorzaakt door te plotseling ontwaken uit een zeer diepe slaap. Het is een symptoom van de groei van het zenuwstelsel. En hoewel het er behoorlijk heftig uitziet, denken deskundigen dat de kinderen zelf er weinig van meekrijgen. De volgende morgen weten ze er bijna nooit meer wat van en het verschijnsel verdwijnt meestal vanzelf weer.
Belangrijk is dat ouders zelf rustig blijven, voorzichtig troosten en het kind weer zo snel mogelijk laten doorslapen.
Bij een nachtmerrie ontwaakt je kind ook angstig, maar zonder te schreeuwen. Hij is eerder geschokt en herinnert zich waarschijnlijk een ingewikkelde droom over een wild beest, schurk of achtervolgend monster.
In tegenstelling tot kinderen die lijden aan nachtangst, kun je kinderen met een nachtmerrie vrij makkelijk troosten. Nachtmerries komen vooral voor bij kinderen tussen 7 en 10 jaar. Ze zijn helderder, uitgebreider en ingewikkelder dan gewone dromen en veroorzaken grote bezorgdheid.
10 soorten fijne dromen
Volgens droomexpert Patricia Garfield zijn er 10 soorten mooie dromen:
- Leuke activiteiten ondernemen, spelletjes doen, een mooie dag
- Iets leuks krijgen
- Een bijzondere prestatie leveren
- Een avontuur beleven
- Een televisieheld zijn
- Belangrijk zijn
- De vriend worden van een dier
- Lekker eten
- Iemand hebben die van je houdt
- Heerlijk vliegen
12 soorten nachtmerries
Droomdeskundige Patricia Garfield onderscheidt 12 soorten boze kinderdromen, waar vrijwel alle nachtmerries onder vallen:
- Achtervolgd of aangevallen worden door monsters, beesten, geesten of schurken
- Gewond raken of sterven
- Iets griezeligs zien (zonder aanval)
- Dingen die kapot gaan, wegraken of verbranden
- Verdwaald zijn
- Je geremd of verlamd voelen
- Vallen
- Examen doen
- Een natuurramp of oorlog meemaken
- Een auto-ongeluk krijgen
- Te laat komen
- Naakt lopen of gekke kleren aanhebben
Eerste hulp bij nachtmerries
Ouders kunnen hun kinderen leren dat je dromen kunt veranderen. Je hoeft een droom niet passief over je heen te laten komen. Actief opstellen is ook een mogelijkheid. Hoe?
- Leer je kind het gevaar in de droom het hoofd te bieden en te overwinnen.
- Leer het hulp in te roepen van ‘droomvrienden’, zoals een superheld of een lievelingsknuffel.
- Lees het verhalen voor, die een voorbeeld zijn van een confrontatie die succes heeft.
- Leer het in het dagelijks leven de vaardigheden die het in z’n dromen nodig kan hebben.
- Moedig het aan de droom na te dromen en een andere wending aan het verhaal te geven.
- Doorbreek het droompatroon door even op te staan, naar de wc te gaan, een slokje water geven, over de rug aaien.
- Maak een mooi droombed, met knuffels en vertrouwd speelgoed.
Oorzaken van nachtmerries
Nare dromen kunnen worden veroorzaakt door koorts, slaapgebrek (leidt tot lange en intensieve remperiodes), slechte spijsvertering, allergieën, eten van zoetigheid voor het slapengaan, overgevoeligheid en psychologische factoren als traumatische gebeurtenissen en stress.
Meer lezen?
Wat droomt je kind?, Patricia Garfield (Lemniscaat, 1986)
Omgaan met de dromen van je kind, Pam Spurr (Atrium, 1999)
Kinderdromen, José Sagasser (Van Holkema & Warendorf, 2001)
Alles over dromen, Victor Spoormaker (Kosmos- Z&K, 2006)