Column Maria #17: ‘Ik kan de verpleegsters wel een knuffel geven, zo blij ben ik met deze ervaring’
Maria Lee is de trotse moeder van de vijfjarige tweeling Tom en Fien. Het leven met haar twee kinderen gaat alleen niet altijd over rozen. Vooral met Tom niet, want toen hij vier jaar was stopte Tom met eten en raakte daardoor ondervoed. Haar verhaal kon je lange tijd volgen op J/M Ouders, nu een jaar later gaat haar verhaal verder.
Opnieuw naar het ziekenhuis
“Het is weken na de operatie en het herstel gaat goed. Tom lijkt meer energie te hebben, zijn nachten gaan beter en hij geeft aan dat hij beter kan slikken. En we merken dat Tom binnen mum van tijd zijn bord leeg eet. Verwonderd kijken mijn man en ik elkaar aan. Hier zijn we super bij mee.
De volgende ochtend staan Tom en ik in het Wilhelmina Kinderziekenhuis, er staat een ontvangstcomité met mondmaskers in de aanslag. We ontsmetten onze handen, doen samen de ‘schone’ high five en lopen de trap op. Dan blijft Tom opeens staan en pakt mijn hand. ‘Mama, ik wil hier niet zijn. Ik ben bang,’ zegt hij. Ik trek Tom tegen me aan en geef hem een stevige knuffel. ‘Lieverd, ik begrijp dat je bang bent, ik blijf bij je en samen gaan we dit aan’. Tom knikt, ‘maar ik wil geen prik!’, zegt hij resoluut.
Ik kan hem niet beloven dat, dat niet gebeurt. ‘Als het gebeuren moet, kunnen we dat ook samen. Ik ben bij je.’ Als we ons melden mogen we meteen meelopen naar de onderzoekskamer. De verpleegkundige vertelt dat ze verdovende zalf heeft en die moet op Toms arm gesmeerd worden. ‘Daar plakken we dan een pleister overheen, want het moet even inwerken voordat er bloed geprikt wordt.’ Toms ogen worden groter, hij draait zich om en begint heel hard te schreeuwen dat hij dat niet wil. ‘Maar het is een zalf, dat doet geen pijn’, zegt de verpleegster op een sussende toon.
Maar ik weet dat het ‘hek van de dam is’ en dat de toon voor de rest van de dag gezet is. Tom klimt op mijn schoot en klemt zich tegen me aan. Elke spier in zijn lijfje is gespannen, alle kleur is uit zijn gezicht weggetrokken en ik voel zijn hart als een razende tekeer gaan. Mijn maag draait zich om en lijkt zich in een oneindige knoop gesetteld te hebben in mijn borst. Hoe kan ik Tom helpen?
Toverzalf
Ondertussen vraagt de verpleegster die erbij gekomen is of Tom zijn arm wil geven zodat de zalf erop gesmeerd kan worden. Ze pakt zijn arm en probeert de zalf er dik op te smeren. Maar Tom trekt snel zijn arm weg en veegt de zalf er huilend af. Dan vraag ik aan Tom of het helpt als ik het bij hem doe. De paniek is in zijn ogen te lezen en trillend zit hij op mijn schoot. ‘Lieve Tom, kijk me eens aan’, zeg ik terwijl ik de tube zalf aanpak van de verpleegster. Ondertussen schuif ik zijn mouw omhoog en vertel het verhaal van de tube toverzalf.
Ter plekke verzin ik een verhaal over elfen en het maken van de zalf. ‘Deze zalf raakt nooit op en is speciaal voor kinderen gemaakt. Het zorgt ervoor dat kindjes geen prikjes voelen. De elfen zijn nog bezig om de zalf nog beter te maken, maar daar hebben ze wel hulp bij nodig. Ondertussen smeer ik een dikke laag zalf op zijn arm en geef een knikje naar de verpleegster. Ze begrijpt mijn knikje en geeft met de doorzichtige pleister. Tom wil zijn arm wegtrekken, maar ik kan het nog net voorkomen door te zeggen dat de zalf misschien wel de kleur van een graafmachine krijgt. De pleister zit erop.
We mogen naar de wachtkamer gaan en de verpleegster komt aan met een aantal kaarten, ‘Welke wil je hebben Tom?’, vraagt ze. Tom kiest voor een stel hondjes, want opi en omi hebben een hond. ‘Dan mag je ook nog een velletje stickers uitkiezen, welke wil je hebben?’ Tom kiest voor Thomas de trein. De verpleegster draait de kaart om en achterop staan allemaal vakjes, voor elke medische handeling of afspraak mag Tom vandaag een sticker plakken. Tom begint te stralen, hij kiest de mooiste uit voor het eerste vakje. Dan worden we geroepen om bij de allergoloog te komen. Ik beantwoord haar vragen terwijl Tom met het bouwmateriaal mag spelen. Ze legt uit waarom ze wil bloedprikken en op welke allergenen er getest wordt. Dan vraagt ze me of Tom altijd zo heftig reageert in het ziekenhuis. ‘De laatste keer ging eigenlijk wel goed, maar dit heb ik wel vaker met hem meegemaakt’, antwoord ik.
Ziekenhuistrauma
‘Ik denk zelf dat Tom een ziekenhuistrauma heeft’. ‘Daar moet je wel voorzichtig mee zijn, dat kun je niet zomaar zeggen’, zegt de allergoloog. Hoezo? Denk ik bij mezelf. Zomaar? Ik vind haar opmerking niet erg overdacht, maar ik blijf constructief en zeg dat ik het daarom ook niet zomaar zeg.
Vervolgens moet er bloed geprikt worden. Samen lopen we naar de wachtruimte bij het bloedprikken. Ik laat Tom even met het muziekorgel spelen en vertel de verpleegster bij de balie dat Tom erg bang is. ‘Hij heeft een ziekenhuistrauma en heeft tot op heden nog geen goede prikervaring gehad. En daarbij wil ik even aangeven dat ik hem ook niet meer wil fixeren, want mijn moederhart breekt elke keer weer.’, zeg ik. De verpleegster knikt en legt uit dat ze dat niet meer doen. Ze zegt dat zij het zelf samen met nog een collega met veel ervaring, de afname zal doen. ‘Ik roep jullie zo en mama, het komt goed! Echt!’ Ik voel me opgelucht, eindelijk iemand die ons begrijpt.
‘Ha Tom, wat fijn dat je er bent. Kom je binnen?’ De verpleegster wenkt Tom en vraagt naar zijn stickers. Tom wil maar wat graag zijn stickers laten zien. Maar dan valt zijn oog op de naald, de buisjes en de drukband. Hij begint meteen te huilen en wil de kamer uit rennen. Ik til Tom op en zet hem op mijn schoot. ‘Kom maar even bij me, lieverd’, zeg ik en ik knuffel hem. Dan vertelt de verpleegster dat er pas geprikt wordt wanneer Tom zelf aangeeft dat het mag. Zijn grenzen worden hier gerespecteerd en hij zal een fijne prikervaring krijgen.
Fijne prikervaring
De verpleegsters maken er echt werk van, Tom is bijna zover dat de naald in zijn arm mag. Maar net voordat de naald zijn arm raakt, roept hij nee. Ze stoppen gelijk en leggen de naald weer terug op het blad. ‘Tom wat gebeurt er als jij een appel eet?’, vraagt de ene verpleegkundige. Tom begint te vertellen dat hij veel moet kwijlen. Zijn keel dik wordt en hij heel erg buikpijn heeft. De verpleegster knikt begrijpend. ‘En vind je dat fijn?’ Tom schudt zijn hoofd.
‘Kijk dat is de reden dat we jouw bloed willen hebben. Zodat we kunnen kijken waar je allergisch voor bent en er zo voor kunnen zorgen dat je niet meer zo ziek wordt’. Tom knikt, ‘Oké, doe maar dan’, zegt hij. Voordat ze de naald pakt laat ze Tom voelen dat de plek waar de toverzalf gezeten heeft geen gevoel heeft. Toms ogen krijgen een twinkeling, ‘Dan voel ik de prik niet’, roept hij opgelucht. Tom blijft naar de naald kijken en als de naald erin zit roept hij opgetogen dat hij het niet voelt.
Ik kan de verpleegsters wel een knuffel geven, zo blij ben ik met deze ervaring. Ik bedank ze uitgebreid en Tom huppelt de kamer uit. ‘Mama, gaan we nu koffie drinken en stickers plakken?’ Als we beneden boven een dampende kop koffie en chocolademelk zitten, ziet Tom een grote gele Nijn in het winkeltje hangen. ‘Mama, kijk een gele Noena Nijn!’ Nog geen minuut later poseert Tom voor de foto, met zijn nieuwe gele Noena Nijn. Dankzij de verpleegsters in het WKZ heeft deze dag een gouden randje!”